Een bron over de Guldensporenslag uit 1302
Een monnik uit Gent schreef tussen ergens 1308 en 1311 het volgende over de veldslag:
'Tegen het zesde uur schaarden de Fransen zich in slaglinie in de vlakte. Hun leger, zowel ridders als voetknechten, was in negen slaglinies verdeeld, maar toen zij zagen dat de Vlamingen zich in een buitengewoon lange en opeengehoopte linie schaarden en bereid waren om moedig de slag op te vangen, maakten zij van de negen linies drie linies en plaatsten daarvan een om hun achterhoede te dekken en begonnen de strijd met de andere twee. Kort voor de middag is het gevecht geleverd in een verschrikkelijk lawaai en oorlogsrumoer. Er vielen veel doden. Men streed verbitterd, maar niet lang, want God, die medelijden had met de Vlamingen, schonk hun in korte tijd de overwinning en verstrooide de Fransen, die zoals later is gebleken, in Vlaanderen de grootste wreedheden zouden hebben begaan als zij de overhand hadden gehad…
Het lag in het plan van God om een stel wevers, wolkammers, Vlaamse voetknechten uit het volk, weliswaar dapper en krachtig, goed gewapend en vol moed en met ervaren aanvoerders te plaatsen tegenover de bloem van de Franse ridderschap op uitgelezen paarden en strijdrossen, de schoonheid en de kracht van een volledig uitgerust leger en van deze lieden te maken een knekelhuis.'