Marktresultaat en Overheidsinvloed Hst 3

Leerdoelen hoofdstuk 3
1. Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn voor de surplus-verdeling, als enkele grote aanbieders de marktmacht naar zich toe trekken;
  
2. Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn voor de surplus-verdeling, als er prijsdiscriminatie plaats vindt;

3. Je kan redenen bedenken waarom een overheid ‘nationaliseert’ of ‘privatiseert’;

4. Je kan het principaal-agentprobleem uitleggen, en waarom hierbij inspecties nodig zijn;

5. Je kan uitleggen op welke manier een ‘berovingsprobleem’ kan ontstaan bij het bestaan van ‘verzonken kosten’;

1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Leerdoelen hoofdstuk 3
1. Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn voor de surplus-verdeling, als enkele grote aanbieders de marktmacht naar zich toe trekken;
  
2. Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn voor de surplus-verdeling, als er prijsdiscriminatie plaats vindt;

3. Je kan redenen bedenken waarom een overheid ‘nationaliseert’ of ‘privatiseert’;

4. Je kan het principaal-agentprobleem uitleggen, en waarom hierbij inspecties nodig zijn;

5. Je kan uitleggen op welke manier een ‘berovingsprobleem’ kan ontstaan bij het bestaan van ‘verzonken kosten’;

Slide 1 - Slide

Een aanbieder op de markt van volkomen concurrentie is een...
A
Prijszetter
B
Hoeveelheidsaanpasser

Slide 2 - Quiz

Belangrijkste termen die je aan het einde van deze les moet kunnen uitleggen:

Marktfalen (3.1)
Prijsdiscriminatie (3.1.1)
Nationaliseren (3.2)
Privatiseren (3.2)
Verzonken kosten (3.2)
Natuurlijke monopolie (3.2)
Liberaliseren (3.2)

Slide 3 - Slide

Een aanbieder op de monopolische markt is een...
A
Prijszetter
B
Hoeveelheidsaanpasser

Slide 4 - Quiz

Monopolistische concurrentie en oligopolie 


Aanbieders op de markt van monopolistische concurrentie en oligopolie, zitten daartussenin: beetje de prijs en hoeveelheid kunnen bepalen

Slide 5 - Slide

Onvolkomen concurrentie:
marktmacht is marktfalen
Marktmacht ontstaat als er aanbieders van een product de prijs kunnen beïnvloeden -> er is dan sprake van marktfalen!


Bij een monopolie heeft 1 aanbieder de macht om de prijs te bepalen.
De monopolist moet hierbij rekening houden met wat de vragers bereid zijn te betalen voor het product, maar ook dat de ‘hoge’ prijs wellicht zo aantrekkelijk is dat er toch een concurrent op de markt gaat komen (duopolie).

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

KARTEL-vorming
Bij een oligopolie hebben enkele (grote) aanbieders de macht om de prijs te bepalen.
Hierbij ontstaat het risico van Kartelvorming

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Welk begrip zou hierbij passen?

"Een aanbieder die voor precies hetzelfde product, verschillende prijzen vraagt, aan verschillende duidelijk van elkaar te onderscheiden doelgroepen. Het product kan niet doorverkocht worden aan andere doelgroepen."
A
Prijsdifferentiatie
B
Prijsdiscriminatie
C
Productdifferentiatie
D
Productdiscriminatie

Slide 10 - Quiz

Prijsdiscriminatie
Een aanbieder die voor precies hetzelfde product, verschillende prijzen vraagt, aan verschillende duidelijk van elkaar te onderscheiden doelgroepen. Het product kan niet doorverkocht worden aan andere doelgroepen.
Bijv. kinderen tot 12 jaar en ouderen vanaf 65 jaar betalen een lagere prijs voor het OV dan de leeftijd 13-64 jaar. Via een ID kan aangetoond worden wat de leeftijd is.

Slide 11 - Slide

Als een particuliere aanbieder van producten overgenomen wordt door de overheid.
Bijv. De ABN-bank, ING-bank,
en SNS-Reaal (Volksbank) zijn
genationaliseerd in 2009-2010 door de
overheid vanwege de bankencrisis.
Als een overheidsaanbieder van
producten losgemaakt wordt van
de overheid, en zelfstandig gaat
opereren op de markt.
Hierbij vind ‘liberalisatie’ (vrij maken van de markt), zodat concurrentie mogelijk wordt. Bijv. PTTpost, Eneco, Essent,
Vattenfall (Nuon)
Nationalisering
Privatisering

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Maken opdracht 3.6 t/m 3.10

Slide 15 - Slide

Leg het verschil uit tussen nationalisatie en privatisatie

Slide 16 - Open question

2

Slide 17 - Video

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

De principaal is de ...(1)..., de agent is de ...(2)...
A
(1) opdrachtgever, (2) uitvoerder
B
(1) uitvoerder, (2) opdrachtgever

Slide 22 - Quiz

Wat is het juiste verschil tussen een fusie en een kartel?
A
Een fusie is dat twee bedrijven één bedrijf worden en een kartel werken twee bedrijven alleen maar samen.
B
Een fusie is dat twee bedrijven samenwerken en een kartel is dat twee bedrijven één bedrijf worden.

Slide 23 - Quiz

2. Een fusie is samenwerking, een overname is vijandig
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Maken opdrachten
(3.7 & 3.9!), 3.11, 3.12, 3.14, 3.16, 3.18 & 3.19

Slide 25 - Slide