hv4 cours de français 12 Comparatif et superlatif

les comparaisons - page 35
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

les comparaisons - page 35

Slide 1 - Slide

om dingen/mensen met elkaar te vergelijken 
gebruik je de trappen van vergelijking





1 is groot, 2 is groter, 3 is het grootst

Slide 2 - Slide

Paul heeft geld.
Jean heeft meer geld.
Luc heeft het meeste geld

Slide 3 - Slide

Hoe doe je dat in het Frans?

Slide 4 - Slide

le comparatif (vergelijking / de vergrotende trap)
=
-
+
=
+
-

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

met andere woorden
je gebruikt aussi + bijvoeglijk naamwoord + que


je gebruikt plus/moins + bijvoeglijk naamwoord + que

even ....... als
groter dan / minder groot dan

Slide 7 - Slide

fais attention à la forme de l'adjectif!

Simon   Simons   Simone   Simones

Slide 8 - Slide

Jean a 16 ans. Paul a 15 ans.
Paul est donc....
A
plus âgée
B
moins âgé
C
aussi âgées
D
moins âgés

Slide 9 - Quiz

Isa mesure 1m67. Noa mesure 1m80. Noa est donc......
A
plus grande
B
aussi grandes
C
moins grande
D
plus grands

Slide 10 - Quiz

Astérix est ................... qu'Obélix
A
plus grand
B
plus petit
C
aussi grande
D
aussi petits

Slide 11 - Quiz

exercices 37abcd pages 35-36
timer
10:00

Slide 12 - Slide

le superlatif (de overtreffende trap)

Slide 13 - Slide

Quand l'homme le plus grand du monde
rencontre le plus petit

Slide 14 - Slide

met andere woorden.....
je gebruikt le/la/les plus | moins+ bijvoeglijk naamwoord
= het/de meest
= het/de minst

Slide 15 - Slide

LET OP
de plaats van de superlatif (de overtreffende trap) is afhankelijk van de plaats van het betreffende bijvoeglijk naamwoord

als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat -> herhaal het lidwoord

Slide 16 - Slide

de plaats, ken je dit rijtje nog?
de plaats van de superlatif (de overtreffende trap) is afhankelijk van de plaats van het betreffende bijvoeglijk naamwoord

(rijtje in de 'SIMON' vorm - vetgedrukt afwijkende vorm - onderstreept rijmt)
bon, beau, joli, haut, long, petit,
jeune, vieux, grand, gros, mauvais, méchant,
nouveau, autre, dernier, gentil, large, premier,
meilleur

Slide 17 - Slide

ATTENTION onregelmatige vormen
                                     vergrotende trap -> overtreffende trap

bon(ne)(s)(nes) ->   meilleur(e)(s)        ->  le, la, les meilleur (e)(s)
bien                          ->  mieux                      ->  le mieux

Slide 18 - Slide

exercices 38ab pages 36-37
timer
10:00

Slide 19 - Slide

La prof de math habite dans le ______ quartier _____.

(mooiste)

Slide 20 - Open question

Nonna fait les ______ pizzas _______.

(beste)

Slide 21 - Open question

Revius Wijk est le ________ lycée ______ de la région.

(meest serieus)

Slide 22 - Open question

Obélix est le ______ homme ______ de la Gaule .

Slide 23 - Open question