Daan en de draak.

Daan en de Draak
 1. Daan is een held.
 2. Hij heeft een zwaard en een schild.
 3. Hij jaagt op een draak.
 4. De draak ving een vrouw.
 5. Hij is heel groot en spuwt vuur.
 6. Hij woont in een grot.
 7. De draak heeft ook nog een schat.
 8. Daan gaat naar de grot.
 9. Hij vecht met de draak.
10. De draak vlucht uit de grot.
11. Dan pakt Daan de schat en redt de vrouw. 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenSpeciaal OnderwijsLeerroute 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Daan en de Draak
 1. Daan is een held.
 2. Hij heeft een zwaard en een schild.
 3. Hij jaagt op een draak.
 4. De draak ving een vrouw.
 5. Hij is heel groot en spuwt vuur.
 6. Hij woont in een grot.
 7. De draak heeft ook nog een schat.
 8. Daan gaat naar de grot.
 9. Hij vecht met de draak.
10. De draak vlucht uit de grot.
11. Dan pakt Daan de schat en redt de vrouw. 

Slide 1 - Slide

Hoe heet de jongen?
A
Draak
B
Daan
C
Dean
D
Dik

Slide 2 - Quiz

Wat heeft Daan bij zich?
A
een paard en een schild
B
een schild en een mes
C
een zwaard en een paard
D
een schild en een zwaard

Slide 3 - Quiz

Op wie jaagt Daan
A
de vrouw
B
de draak
C
het kasteel
D
het monster

Slide 4 - Quiz

Wie is "hij' op regel 5 ?

A
de draak
B
het meisje
C
de jongen
D
de vrouw

Slide 5 - Quiz

Wat doet de draak om zich te verdedigen?
A
met zijn vleugel klappen
B
met zijn staart zwaaien
C
vuur spuwen
D
schoppen

Slide 6 - Quiz

Wat heeft de draak gevangen?
A
een kind
B
een vrouw
C
een vlieg
D
een vleermuis

Slide 7 - Quiz

Waar woont de draak?
A
in een grot
B
op de berg
C
in het bos
D
in het kasteel

Slide 8 - Quiz

Wat heeft de draak in de grot?
A
een schat en een meisje
B
een vrouw en een schat
C
een vrouw en eten
D
een meisje en een vrouw

Slide 9 - Quiz

Wie vecht er met de draak?
A
Daan
B
de man
C
de jongen
D
Dik

Slide 10 - Quiz

Wie redt Daan?
A
de draak
B
het meisje
C
de vrouw
D
de schat

Slide 11 - Quiz

Wat neemt Daan nog meer mee uit de grot?
A
de draak
B
het meisje
C
de vrouw
D
de schat

Slide 12 - Quiz