Chapitre 1 voca + gram V4

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Chapitre 1 voca + gram  V4

1. Wat zijn 'verbes pronominaux'?

1. regelmatige werkwoorden
2. onregelmatige werkwoorden
3. wederkerende werkwoorden

2. Hoe vertaal je: se préparer?

1. zich aankleden
2. zich voorbereiden
3. zich prepareren
4. zich haasten

3. Hoe vertaal je: se lever?

1. opstaan
2. zich wassen
3. naar bed gaan
4. zich herinneren

4. Welk hulpwerkwoord gebruik je bij de passé composé van de 'verbes pronominaux'?

1. être
2. faire
3. avoir
4. aller

5. Hoe vertaal je: ik vermaak me?

1. je me lèves
2. je me lave
3. je m'amuse
4. je m'amuses

6. Hoe vertaal je: hij heeft getraind?

1. il a entraîné
2. il s'est entraîné
3. il s'a entraîné
4. il est entraîné

7. Wat is een 'comparatif' en een 'superlatif'?

1. de stellende en de overtreffende trap
2. de stellende en de vergelijkende trap
3. de vergelijkende en de overtreffende trap
4. de overtreffende en de stellende trap

8. Hoe vertaal je: Elle est plus patiente que moi?

1. Zij is geduldiger dan ik.
2. Zij is net zo geduldig als ik.
3. Zij is minder geduldig dan ik.
4. Zij is ongeduldiger dan ik.

9. Hoe vertaal je: Il chante le mieux?

1. Hij zingt het beter.
2. Hij zingt het goed.
3. Hij zingt beter.
4. Hij zingt het best.

10. Hoe vertaal je: Jij hebt een grotere fiets dan ik?

1. Tu as un vélo plus grand que moi.
2. Tu as un plus grand vélo que moi.
3. Tu as le plus grand vélo que moi.
4. Tu as plus grand un vélo que moi.

11. Hoe vertaal je:
Wij zijn de beste leerlingen?

1. Nous sommes meilleurs élèves.
2. Nous sommes les élèves meilleurs.
3. Nous sommes les meilleurs élèves.
4. Nous sommes les plus meilleurs élèves.