4.3 Naar het ziekenhuis. (onlineversie)

KNM
thema 4
gezondheid
Les via Google Meet.
Zet je microfoon uit.
We beginnen om 11.50 uur. 
Tot zo!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
knmVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

KNM
thema 4
gezondheid
Les via Google Meet.
Zet je microfoon uit.
We beginnen om 11.50 uur. 
Tot zo!

Slide 1 - Slide

intro 
4.3 naar het ziekenhuis
Ben jij weleens in een Nederlands ziekenhuis geweest? Waarvoor?
Zijn de ziekenhuizen in jouw land hetzelfde als in Nederland? Wat zijn de verschillen? 
Denk aan: de
dokters, de kamers, het eten, het bezoek.

Slide 2 - Slide

lesplan
1. huiswerk bespreken
2. oefenen:  zoek op (7), werkblad 4.3b
3. herhalen: Taalcompleet 4.3

Slide 3 - Slide

huiswerk bespreken
geef antwoord op alle vragen....


Slide 4 - Slide

Heb je het filmpje van 4.3 gezien?
Heb je een vraag hierover,
schrijf je vraag dan hier op.

Slide 5 - Open question

Wat betekent doorverwijzen?

Slide 6 - Open question

Wat is een verwijsbrief?

Slide 7 - Open question

Wanneer ga je naar de spoedeisende hulp?

Slide 8 - Open question

Wat is een specialist?

Slide 9 - Open question

Wat staat er op een patiëntenpas?

Slide 10 - Open question

Je moet naar het ziekenhuis.
Je blijft er minimaal één nacht.
Wat neem je allemaal mee?

Slide 11 - Mind map

oefenen
Als je minimaal één nacht in het ziekenhuis blijft, neem je mee:
* verzekeringsbewijs, legitimatie, overzicht van de medicijnen die je gebruikt, patiëntenpas,
* toiletartikelen  kleding (nachtkleding, schone kleding, pantoffels).
* Evt. verwijsbrief, dieetlijst en naam en adres van je apotheek.

Slide 12 - Slide

oefenen
Zoek op (7) --> blz. 47

Ga naar www.ziekenhuis.nl 
Maak opdracht 7 in je boek.


Slide 13 - Slide

extra informatie
1. Artsen en verpleegkundigen gebruiken veel moeilijke woorden. Misschien is je Nederlands niet goed genoeg om met de arts of verpleegkundige te kunnen praten. Wat kun je dan doen? 
Bijv. een volwassene meenemen die de taal beheerst, zorgen voor een tolk via de telefoon of op locatie; 
let op: patiënten moeten dit soms zelf betalen.
Je kunt ook in overleg met de arts het gesprek op je telefoon opnemen. Je kunt dit later dan nog eens rustig beluisteren.


Slide 14 - Slide

extra informatie
2. Wie betaalt de kosten voor zorg in jouw land? Hoe is dat in Nederland?
Je kunt je verzekeren tegen veel ziektekosten. De verzekering betaalt dan. 
(we leren dat in 4.7) 
Belangrijk om te weten: als je naar de Spoedeisende Hulp gaat, dan gaat dat van je eigen  risico af. Je betaalt dus zelf.  Ook een rit met de ambulance gaat van je eigen risico af. 
Dit is een extra
 reden om eerst de huisarts of de huisartsenpost te bellen, voordat je met een gezondheidsprobleem naar het ziekenhuis gaat.

Slide 15 - Slide

oefenen

Slide 16 - Slide

Het is zondagmiddag. Sara loopt op straat.
Een auto botst tegen een fietser.
De fietser is gewond.
Wie bel je?
A
huisarts
B
huisartsenpost
C
112

Slide 17 - Quiz


Het is maandagochtend. Maya heeft een dochter van 2 maanden. Haar dochter heeft 40 graden koorts.
Wie bel je?
A
huisarts
B
huisartsenpost
C
112

Slide 18 - Quiz

Het is woensdagavond. Rianne heeft koorts en heel erge buikpijn. De pijn wordt steeds erger.
Wie bel je?
A
huisarts
B
huisartsenpost
C
112

Slide 19 - Quiz

Het is woensdagmiddag. Martijn wacht op de bus. Een man naast hem valt op de grond. Hij beweegt niet meer.
Wie bel je?
A
huisarts
B
huisartsenpost
C
112

Slide 20 - Quiz

Het is zaterdagochtend 10 uur. Lars is van de trap gevallen. Zijn enkel is dik en doet erg pijn. Lars kan er niet op staan.
Wie bel je?
A
huisarts
B
huisartsenpost
C
112

Slide 21 - Quiz

Het is dinsdagmiddag. Meneer Smit heeft een vraag over de uitslag van zijn onderzoek.
Wie bel je?
A
huisarts
B
huisartsenpost
C
112

Slide 22 - Quiz

Is deze les moeilijk of makkelijk?
Is deze les interessant of saai?
Wat heb je geleerd?

Slide 23 - Open question