2 HAVO Kapitel 8 Grammatik und Sprechen

Aussehen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Aussehen

Slide 1 - Slide

Heute
Leerdoel:
  • je kunt de werkwoorden sollen, wollen, mögen, möchten, können, dürfen, wissen, müssen actief gebruiken;
  • je kunt de p-, t-, k- klanken uitspreken
  • je kunt vragen stellen en antwoord geven over kleding en uiterlijk

Slide 2 - Slide

Hulpwerkwoorden in het Duits:
1. können = kunnen
2. mögen = lusten, aardig vinden, leuk vinden
3. dürfen = mogen
4. müssen = moeten (noodzaak, wat niet anders kan)
5. sollen = moeten (de wil van iemand anders, een bevel)
6. wollen = willen
(7. wissen = weten)

Slide 3 - Slide

'Wissen' im Präsens (= tegenwoordige tijd)
wissen
ich
weiß
du
weißt
er/sie/es
weiß
wir
wissen
ihr
wisst
sie
wissen
Sie
wissen

Slide 4 - Slide

Modalverben im Präsens (tegenwoordige tijd)
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
ich
muss
kann
will
soll
darf
mag
du
musst
kannst
willst
sollst
darfst
magst
er/sie/es
muss
kann
will
soll
darf
mag
wir
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
ihr
müsst
könnt
wollt
sollt
dürft
mögt
sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
Sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide