aangepaste informatie toetsen 21.05

aangepaste informatie toetsen 21.05
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

aangepaste informatie toetsen 21.05

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Was machen wir heute?
Besprechen neue Informationen Prüfungen
Wiederholung Aussprache
Wiederholung keuzevoorzetsels

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

check je werk:
Ik kan:
- mezelf voorstellen in 2 minuten
- woordenschat inzetten om een afbeelding te beschrijven
- het beantwoorden van een vraag ( zonder voorbereiding)
- in tweetal een dialoog voeren ( je hebt 3 dialogen van 20 zinnen voorbereid, jij kiest en jullie leren 1 dialoog)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat kun je verwachten op 21.05
Elk tweetal/drietal krijgt een enveloppe met daarin:
- twee afbeeldingen om te beschrijven
- 2 kaartjes met een vraag daarop die je moet beantwoorden.
- de opdracht om jezelf voor te stellen in 2 minuten.
- de dialoog van jullie keuze in het Nederlands.


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat moet je doen?
Je krijgt 15 minuten de tijd om de opdrachten uit te voeren.
Hierbij ben jij zichtbaar in beeld en de verstrekte materialen ook.
Na deze 15 minuten wordt je terug in de les verwacht en krijg je de gelegenheid om de opdrachten in te leveren.

In lesuur 2 wordt dan het theoretische gedeelte van de uitspraaktoets afgenomen.
LET OP: ich-Laut en ach-Laut komen niet in de toets


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Aussprache

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Erklärung: Vokale (klinkers)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Umlaut

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Welche Aussprache ist richtig?
Kuh
A
oe
B
uu

Slide 11 - Quiz

du
Welche Aussprache ist richtig?
hören
A
o
B
eu
C
oi
D
oo

Slide 12 - Quiz

Wörter
Welche Aussprache ist richtig?
Mädchen
A
a
B
aa
C
e
D
ee

Slide 13 - Quiz

käse
Aussprache - Zischlaute

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aussprache
Wie sagt man:

Kapitän
Sauer
Spaß
Spät


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Aussprache
Wie sagt man:
Spaß
Spät
üben
Sein
Polizei
hören


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

"g" - "ch"
de "g" klinkt als Engelse "g" > goodluck - Gutemorgen
ig einde woord= Nederlandse g

ch
na "a - o u of au" (AUTO) klinkt de "ch" hard (ach-laut): lachen
na andere klanken zacht (ich-laut): Milch, leicht


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

  1. groß
  2. gern
  3. Gemüse
  4. Grünkohl
  5. Gurke
  6. Geburtstag
  7. Honig
  8. wenig
  9. wichtig
  10. ruhig
  11. zwanzig
  12. dreißig 
  1. ich
  2. acht
  3. Milch
  4. Pech
  5. auch
  6. Buch
  7. Lachs
  8. Wachs
  9. Fuchs
  10. Ochs
  11. sechs
  12. Wachs 
Aussprache g & ig
Aussprache ch & chs

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Schritt 1-11
Lernen:
  • Schritt 1-3 Lernecke ( Seiten 42-45)
Redemittel nur reagieren/antworten/
 Vokabeln lernen DN und ND

Schritt 4-7 Lernecke Vokabeln Schritt 5 (DN) Schritt  7 ND und DN.




Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Schritt 1-11 können
keuzevoorzetsels mit der Grammatikkarte : Schritt 3
Lesen mit dem Wörterbuch : Schritt 3,5,8,11
Schreiben: Schritt 7: auf Klassenfahrt
Wiederholung Grammatik  naamval 1/3/4

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hausaufgabenkontrolle
Hausafgaben gemacht? Buch abgeben

Bonuspunkte Hausaufgaben verdienen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Bonuspunkte
Aufgaben in der Klasse: 20
Hausaufgaben : 20
Probeprüfung: 10
50 Punkte = 0,5

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Keuzevoorzetsels 
an
aan/op (alleen bij dagen)
auf
op
hinter
achter
neben
naast
in 
in/binnen
über
over
unter
onder
vor
voor 
zwischen
tussen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

De keuzevoorzetsels kunnen zowel een Dativ (3e naamval) of een Akkusativ (4e naamval) zijn. Maar wanneer maak je gebruik dan de Dativ en wanneer van de Akkusativ?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Dativ
Dativ = rust, ergens zijn.

Je kunt de vraag: Wo (waar)? stellen


Die Zeitung liegt auf dem Tisch. 
Akkusativ
Akkusativ = beweging, ergens heen. 

Je kunt de vraag: Wohin (waarheen)? stellen

Sie wirft die Zeitung auf den Tisch (m). 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Aufgabe
Maak een nieuwe grammaticakaart voor de keuzevoorzetsels.
Eisen:
- keuzevoorzetsels vermelden + vertaling
- wanneer naamval 3 en wanneer naamval 4
- overzicht der, ein (m/v/o/mv) in naamval 3 en 4
extra grammatica ( bijvoorbeeld uitgangen/ woorden der-Gruppe, woorden ein-Gruppe) mag maar hoeft niet
timer
20:00

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Aufgaben
1. inleveren woordenlijst of vertaling van je dialoog.
JE LEERT ALLEEN DEZE DIALOOG
2. oefenen met 2 minuten over jezelf vertellen
3. oefenen met de kaartjes ( liggen op mijn bureau)

Slide 27 - Slide

This item has no instructions