This lesson contains 80 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 25 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
La meta de la clase: Het doel van de les
Weten hoe het werkwoord “Tener” wordt vervoeg. En je kunt minimaal twee zinnen maken met de werkwoord “tener.”
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
nosotros
yo
Ellos / ellas / ustedes
vosotros
él /ella / usted
tú
Wij
jij
ik
Hij/zij /u enkelvoud
Zij- meervoud
Jullie
Slide 5 - Drag question
Hebben
A
Ser
B
Llamarse
C
Tener
D
Hablar
Slide 6 - Quiz
Kies het juiste vervoegen 1. Yo tengo / tienes un abuelo gracioso. 2. Hugo y Álvaro ¿tenemos / tenéis la Xbox? 3. Paco tiene / tienen muchos discos.
Slide 7 - Open question
Kies het juiste vervoegen 4. Usted tenemos / tiene un ordenador fantástico. 5. Tú ¿tienes / tengo hermanas? 6. Nosotros tenemos / tienen un dormitorio pequeño. 7. Las amigas de Alicia tienen / tenemos el DVD de L.B.
Slide 8 - Open question
Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener 1. Mi abuelo ...... una casa grande.
A
tienes
B
tenéis
C
tiene
D
tienen
Slide 9 - Quiz
Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener: 2. ¿Cuántos años .......usted?
A
tiene
B
tienes
C
tenéis
D
tienen
Slide 10 - Quiz
Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener: 3. Mi madre y su hermana gemela......cuarenta y dos años.
A
tienes
B
tenemos
C
tienen
D
tenéis
Slide 11 - Quiz
Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener: 4. Vosotros ¿.......un coche rojo?
A
tenéis
B
tienen
C
tenemos
D
tengo
Slide 12 - Quiz
Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener: 5. Tú, ¿.......tele?
A
tienen
B
tengo
C
tiene
D
tienes
Slide 13 - Quiz
Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener: 7. Yo............un hermano.
A
tengo
B
tiene
C
tienes
D
tenemos
Slide 14 - Quiz
Zet de juiste vorm van het werkwoord TENER in. Yo (tener) trece años.
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tenemos
Slide 15 - Quiz
¿Cuántos años (tener) tú?
A
tengo
B
tenéis
C
tienes
D
tiene
Slide 16 - Quiz
Mi padre (tener) cuarenta y dos años.
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tienen
Slide 17 - Quiz
Carlos y yo (tener) muchos amigos en el colegio (school).
A
tienes
B
tenemos
C
tenéis
D
tienen
Slide 18 - Quiz
Carmen y tú (tener) muchos deberes.
A
tenéis
B
tiene
C
tengo
D
tienen
Slide 19 - Quiz
Mis abuelos (tener) una casa grande.
A
tengo
B
tiene
C
tienen
D
tenemos
Slide 20 - Quiz
Yo....................... 12 años.
timer
0:15
yo - tengo. (ik)
tú- tienes. (jij)
él-ella - usted - tiene (hij - zij -u )
nosotros- tenemos. (wij)
vosotros - tenéis (jullie)
ellos - ellas - ustedes -tienen. (zij- meervoud)
A
teno
B
tengo
C
tiene
Slide 21 - Quiz
Nosotros......................... una jirafa.
timer
0:10
A
tenéis
B
tienen
C
tenemos
Slide 22 - Quiz
Mi hermana ................... 10 años.
NAA+ Naam = zij- meervoud
Namen van meisje of jongen = él (hij). - ella (zij- enkelvoud)
A
es
B
tiene
C
tengo
D
son
Slide 23 - Quiz
Mi madre y yo.......................(tener) un bolso.
yo - tengo. (ik)
tú- tienes. (jij)
él-ella - usted - tiene (hij - zij -u )
nosotros- tenemos. (wij)
vosotros - tenéis (jullie)
ellos - ellas - ustedes -tienen. (zij- meervoud)
Slide 24 - Open question
Vul het werkwoord "tener" in
tienen
tiene
tiene
tengo
Slide 25 - Drag question
Vul de juiste vervoeging in van het werkwoord TENER.
Y vosotros, ¿....... muchos primos también?
Slide 26 - Open question
Vul de juiste vervoeging in van het werkwoord TENER.
Luisa y yo (tener) ....... tres amigas.
Slide 27 - Open question
Vul de juiste vervoeging in van het werkwoord TENER.
Y tú, ¿Cuántos años .......?
Slide 28 - Open question
Geef bij de volgende vragen of ze waar of niet waar zijn. 1. Liliana y Jaime tienen tres hijos.
A
Verdadero
B
Falso
Slide 29 - Quiz
2.Los argentinos beben mucho té. verdadero(waar) falso (niet waar)
A
Verdadero
B
Falso
Slide 30 - Quiz
Ik ken de vervoeging van het werkwoord Tener.
A
B
C
D
Slide 31 - Quiz
Nu volgen er vragen over het bezittelijk naamwoorden
Slide 32 - Slide
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes naar het Spaans.
(Jouw)........ zapatos son bonitos.
Slide 33 - Open question
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes naar het Spaans.
(haar)........ número de teléfono es 0612345678.
Slide 34 - Open question
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes naar het Spaans.
(mijn)....... hijos son muy guapos.
Slide 35 - Open question
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes naar het Spaans.
(Zijn)......... ropa es muy bonita.
Slide 36 - Open question
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes naar het Spaans.
(Zijn)......... ropa es muy bonita.
Slide 37 - Open question
Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: Mi compañera de clase es ___ (rubio).
A
rubia
B
rubio
C
rubios
D
rubias
Slide 38 - Quiz
Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: Mi compañera de clase es ___ (rubio).
A
rubia
B
rubio
C
rubios
D
rubias
Slide 39 - Quiz
Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: Tengo unas primas ___ (simpático)
A
simpático
B
simpáticos
C
simpáticas
D
simpática
Slide 40 - Quiz
Zet het bijvoeglijke naamwoord in de juiste vorm:
Alemán es una asignatura muy ___ (aburrido).
Slide 41 - Open question
Vertaal en zet het bijvoeglijke naamwoord in de juiste vorm: Mi proferosa tiene un coche ____ (oranje).
Slide 42 - Open question
Vertaal en zet het bijvoeglijke naamwoord in de juiste vorm: Me gusta la bicicleta _____ (groot).
Slide 43 - Open question
Vertaal en zet het bijvoeglijke naamwoord in de juiste vorm: Mis abuelos son unos hombres ____ (ouderwets).
Slide 44 - Open question
Nu volgen er vragen over de getallen
Slide 45 - Slide
Schrijf het antwoord van de rekensom voluit in het Spaans. 11+8 = ...
Slide 46 - Open question
Schrijf het antwoord van de rekensom voluit in het Spaans. 33-5 = ...
Slide 47 - Open question
Schrijf het antwoord van de rekensom voluit in het Spaans. 38+6= ...
Slide 48 - Open question
Schrijf het antwoord van de rekensom voluit in het Spaans. 88-5 = ...
Slide 49 - Open question
Siete is het getal .....
A
7
B
9
C
6
D
5
Slide 50 - Quiz
ocho - nueve + cinco = .....
A
dos
B
cuatro
C
tres
D
uno
Slide 51 - Quiz
Verbind de juiste honderdtallen aan elkaar
48
56
23
44
69
sesenta y nueve
veintetres
cincuenta y seis
cuarenta y cuatro
seis y cincuenta
cuarenta y ocho
veintitrés
veinte y tres
Slide 52 - Drag question
Zet de getallen op de juiste volgorde
ochenta
cien
cincuenta
treinta
veinte
cuarenta
sesenta
noventa
setenta
Slide 53 - Drag question
Sleep de gele cijfers naar de groene getallen!
uno
dos
tres
cuatro
cinco
seis
siete
ocho
nueve
diez
Once
Doce
Trece
Catorce
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
12
11
13
14
Slide 54 - Drag question
Hoe zeg je: 55
Slide 55 - Open question
Hoe zeg je: 37?
Slide 56 - Open question
Hoe zeg je: 100?
Slide 57 - Open question
Nu volgen er vragen over de Frases Clave
Slide 58 - Slide
Kies de juiste Nederlandse vertaling van de Spaanse zin.
Tu hermana, ¿es mayor o menor que tú?
A
Is je zus ouder of jonger dan jij?
B
Is je zus groter of kleiner dan jij?
C
Is je broer ouder of jonger dan jij?
Slide 59 - Quiz
Kies het juiste Spaanse antwoord op de vraag.
Y, ¿dónde coméis?
A
Comemos en el ático.
B
Comemos en el cuarto de invitados.
C
Comemos en el comedor, en la planta baja.
Slide 60 - Quiz
Kies het juiste Spaanse antwoord op de vraag.
¿Cuántos años tiene tu tía?
A
Mi tía Paula tiene cuarenta y dos años.
B
Mi tía Paula es catorce años.
C
Mi tía Paula tiene catroce años.
Slide 61 - Quiz
Kies het juiste Spaanse antwoord op de vraag.
¿Tienes hermanos?
A
Mi hermano vive en España.
B
Sí, tengo tres hermanos y un primo.
C
Sí, tengo un hermano y dos hermanas.
Slide 62 - Quiz
Nu volgen er vragen over vocabulario "la familia"
Klik steeds op de stamboom van de familie van Lucía. Lucía vertelt iets over haar familie. Schrijf het familielid op dat zij omschrijft.
Slide 63 - Slide
Welke stellingen zijn waar over Herb? Sleep de zinnen die juist zijn naar "VERDADERO".
VERDADERO
Herb is 42 jaar oud.
Herb is ouder dan zijn broer Homer..
Herb is de vader van Ling.
Herb woont bij zijn ouders.
Herb is getrouwd met Jacqueline.
Herb is vrijgezel.
Slide 64 - Drag question
Welke uitspraken zijn NIET WAAR?
1. Lisa is ouder dan Bart. 2. Herb is jonger dan Homer. 3. Marge is niet aardig. 4. Patty en Selma zijn de dochters van Maggie.
A
1-2-4
B
1-2-3-4
C
2-3-4
D
3-4
Slide 65 - Quiz
Lees de tekst en beantwoord de vraag in het Nederlands. Hoe oud is Bart?
Slide 66 - Open question
Nu volgen er vragen over het woordenschat capítulo 4
Slide 67 - Slide
Sleep de woorden naar de juiste vertaling SP-NL Hoofdstuk 3
de woonkamer
kijk
de zolder
bijna
de ingang
saai
altijd
de middag
luisteren
later, daarna
het jaar
mooi
de slaapkamer
siempre
Mira
la tarde
aburrido
escuchar
luego
el dormitorio
el ático
bonito
la entrada
casi
el año
el salón
Slide 68 - Drag question
Het tegenovergestelde van: negro
Slide 69 - Open question
Het tegenovergestelde van: pequeño
Slide 70 - Open question
Het tegenovergestelde van: mayor
Slide 71 - Open question
Het tegenovergestelde van: moderno
Slide 72 - Open question
Javier el hijo de mis padres. Es mi ...
Slide 73 - Open question
Pablo es el hijo de mis tías. Es mi ...
Slide 74 - Open question
Maite es la hermana de mi Padre. Es mi ...
Slide 75 - Open question
Pedro y Rosa son los padres de mi madre. Son mis ......
Slide 76 - Open question
Het meervoud van persona = .....
A
persones
B
personas
C
personos
D
persons
Slide 77 - Quiz
Het meervoud van examen =
A
examens
B
exámenos
C
exámenes
D
exámenas
Slide 78 - Quiz
Wat is je gevoel over de gemaakte oefentoets?
😒🙁😐🙂😃
Slide 79 - Poll
Evaluación Wat was je leerdoel? Wat was de opdracht waar jullie het meest van hebben geleerd en waarom?