1 Modalverben + wanneer war het der die das

Kleine oefening
De modale werkwoorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Kleine oefening
De modale werkwoorden

Slide 1 - Slide

Ich ---- (hou van) Cola
A
will
B
möge
C
mag
D
möchte

Slide 2 - Quiz

---- (mag) du auch schwimmen?
A
magst
B
mögst
C
darfst
D
dürfst

Slide 3 - Quiz

Wir ----- (zouden graag willen) vier Brötchen
A
wollen
B
willen
C
mögen
D
möchten

Slide 4 - Quiz

Mein Vater ----- (moet) den Wagen putzen
A
muss
B
musst
C
müsst
D
müss

Slide 5 - Quiz

Ich ---- (kunnen) nicht kommen

Slide 6 - Open question

Meine Schwester (zou graag willen) ----- einen Hund haben

Slide 7 - Open question

Mein Bruder und ich, wir ----- (vinden het leuk) Lego sehr gerne

Slide 8 - Open question

Ik heb dit onderdeel goed begrepen
helemaal mee eens
beetje mee eens
beetje niet mee eens
helemaal niet mee eens

Slide 9 - Poll

Weet je nog? Extra!!
der/die/das
Zijn de woorden
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud

Slide 10 - Slide

---- Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

---- Hunde
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

--- Übung
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

---- Metzger (slager)
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

--- Metzegrin
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

---Fröhlichkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

---- Schönheit
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

---- Ferkelchen (varkentje)
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz