Fictie L6/Lezen L1 1KM

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.

Startopdracht: lees in je leesboek

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Schrift en pen

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.

Startopdracht: lees in je leesboek

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Schrift en pen

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.

Startopdracht: lees in je leesboek

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Schrift en pen

Wat gaan we doen?

• Lesdoelen
• Mededelingen
• Fictie
• Opdracht 1 t/m 3 bespreken
• Aan het werk
• Numo
• Huiswerk
• Evaluatie les

Mededelingen

Wat moet ik weten?

Lesdoelen

• Ik weet wat fictie en non-fictie is.
• Je kan je inleven in een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.
• Ik kan de betekenis van onbekende woorden in een tekst ontdekken door woordraadstrategieën te gebruiken.

Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Fictie =

verzonnen

(realistisch/niet-realistisch)

Voorbeelden:

• leesboeken en strips
• films
• toneelstukken
• gedichten

Non-fictie =

niet verzonnen

Voorbeelden:

• schoolboeken
• nieuwsberichten
• kookboeken
• handleidingen

Wat is een personage?

Personages

• Personen die een rol in het verhaal spelen
• Belangrijkste personage: hoofdpersoon
• Andere personages: bijfiguren
• Inleven: je begrijpt het personage 

Huiswerk bespreken

Maak opdracht 1 t/m 3 vanaf blz. 67

Woordraadstrategieën

1. Synoniem
2. Omschrijving
3. Voorbeeld

Synoniem

Één woord dat dezelfde betekenis heeft dan een ander woord.

• Toilet - wc
• Ogenblik - moment
• Afbeelding - plaatje

Omschrijving

Uitleg van een onbekend woord.

Dit zijn meerdere woorden. 

Omschrijvingen staan vaak tussen haakjes of tussen komma's. 

Voorbeeld

Voorbeelden kunnen helpen om moeilijke woorden te begrijpen. Let op woorden:

• Zoals
• Bijvoorbeeld
• Een voorbeeld van
  

Voorbeelden staan vaak na een dubbele punt, tussen haakjes of tussen komma's.

Zelfstandig werken

• Je werkt in stilte.
• Maak opdracht 4 en 5 vanaf blz. 70
• Maak opdracht 1 en 2 vanaf blz. 11
• Heb je vragen? Steek je hand op. 
  
  
• Klaar? Ga verder met fictie of ga lezen in je leesboek. 

Samenwerken

• Je mag zachtjes overleggen.
• Maak opdracht 4 en 5 vanaf blz. 70
• Maak opdracht 1 en 2 vanaf blz. 11
• Heb je vragen? Steek je hand op.
  

Klaar? Ga verder met fictie of ga lezen in je leesboek. 

Numo

Samenwerken

• Je mag rustig overleggen
• Ga naar Numo en maak je de sprongtoetsen van spelling, werkwoordspelling en/of grammatica. Je mag zelf kiezen waar je mee begint.
• Klaar? Ga aan de slag met de opdrachten die Numo klaarzet of werk aan fictie. 

Huiswerk

Datum:
maandag 11 september

Maken:

• Maak opdracht 4 en 5 vanaf blz. 67
• 10 minuten werktijd in Numo

Lesdoelen

• Ik weet wat fictie en non-fictie is.
• Je kan je inleven in een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.
• Ik kan de betekenis van onbekende woorden in een tekst ontdekken door woordraadstrategieën te gebruiken.

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Tot de volgende les!