This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Planning:
Introductie
Uitleg: paragraaf 3 H4 Regionale verschillen en regionale ongelijkheid
maken opdracht 6 t/m 10
nabespreken paragraaf 3
afsluiting
aan het einde van de les kan/weet je:
hoe een sterfteoverschot een vestigingsoverschot kan compenseren
dat de bevolking van Duitsland internationaler is
de gevolgen van een bevolkingskrimp
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
uitleg/aantekeningen
Slide 3 - Slide
Regionale bevolkinsverschillen
In sommige Duitse regio's neemt de bevolking af, in andere is er juist een toename. Dit heeft in beide gevallen voornamelijk te maken met migratie (verhuizen van een plek naar een andere).
Er zijn drie gebieden waaruit veel mensen wegtrekken (migreren). De gebieden hebben een vertrekoverschot. Dat wil zeggen dat er meer mensen vertrekken, dan er bijkomen.
Slide 4 - Slide
https:
Slide 5 - Link
Vertrekgebieden
1. Oost-Duitsland. Na de val van de muur gingen veel bedrijven failliet in Oost-Duitsland. Veel mensen trokken naar het westen.
2. Oude industriegebieden. Minder werk door het sluiten van mijnen en fabrieken.
3. Landelijke gebieden. Mensen trekken weg doordat er minder banen zijn in de landbouw.
Slide 6 - Slide
Regionale ongelijkheid
Er ontstaan verschillen tussen vertrek- en vestigingsgebieden.
1. In gebieden met een vertrekoverschot neemt de vergrijzing snel toe.
2. Gebieden met een bevolkingstoename hebben een vestigingsoverschot. Doordat veel jonge mensen zich in deze gebieden vestigen, wordt de vergrijzing tegen gegaan.Ook gaan de huisprijzen omhoog.
Slide 7 - Slide
Regionale ongelijkheid
Ook ontstaan er verschillen in welvaart tussen verschillende gebieden.
Regionale ongelijkheid kan ook juist weer voordelen bieden. Bijvoorbeeld: een groot huis op het platteland (in een vertrekgebied) met een mooie tuin kan opeens heel betaalbaar worden.
Slide 8 - Slide
zelfstandig werken
lezen paragraaf 3 H4 Regionale verschillen, regionale ongelijkheid maken opdracht 6 t/m 10 gebruik hierbij:
tekstboek blz. 60/61
werkboek blz. 69/70
stoplicht: Rood = stil lezen en werken. Oranje = fluisteren als je wilt overleggen. Groen = normaal praat niveau met werken