Examentraining

Examentraining
1 / 49
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Examentraining

Slide 1 - Slide

Leesvaardigheid tips & tricks
Basis: Wat wil het CITO?
  • Grote lijn van het verhaal kunnen volgen
  • Signaalwoorden herkennen en analyseren
  • Mening van "experts" herkennen en begrijpen
  • Voorbeelden herkennen

Als dit allemaal redelijk lukt: 5,5 à 6 

Slide 2 - Slide

De grote lijn van de tekst herkennen:

Wie?
Wat?
Waarom?

Slide 3 - Slide

"Je suis vraiment...délicieux" (l. 3-11). Qu'est-ce qu'on lit dans ces lignes ?
Comme petit garcon :
A
il adorait les jupes
B
il était très seul
C
il mangeait beaucoup de pain
D
il s'intéressait à faire la cuisine

Slide 4 - Quiz

Controleer je antwoord in de tekst

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden: waarom zo belangrijk?

Geven heel veel informatie over de structuur van de tekst en wat je kunt verwachten.

Slide 6 - Slide

Wat is de functie van het signaalwoord:

effectivement

A
uitbreiding / opsomming
B
bevestiging
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 7 - Quiz

Wat is de functie van het woord:

donc

A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg/conclusie
C
bevestiging
D
nadruk

Slide 8 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord:

pour que

A
uitbreiding / opsomming
B
tegenstelling
C
doel / middel
D
voorwaarde

Slide 9 - Quiz

Leesvaardigheid tips & tricks
Hoger cijfer dan een 6: 
wordt bepaald door vocabulairekennis en analytisch denken 

(bijvoorbeeld: foute antwoorden herkennen, typen vragen herkennen, signaalwoorden gespot)

Slide 10 - Slide

Als antwoord op een "toon-vraag": welk antwoord is niet negatief?
A
Déçu
B
Rassurant
C
Mépris
D
Fâché

Slide 11 - Quiz

Welke toon is niet positief?
A
Admirateur
B
Convaincu
C
Fier
D
Chagrin

Slide 12 - Quiz

Welke toon is niet negatief?
A
Méfiance
B
Honte
C
Regret
D
Espoir

Slide 13 - Quiz

Welke toon is niet positief?
A
Persévérance
B
Inquiet
C
Juste
D
Approbateur

Slide 14 - Quiz

Leesvaardigheid tips & tricks
Herhaling basisidee:

Je start bij de vragen, dan pas ga je naar de tekst.

Dus:
vraag - stukje tekst - vraag - stukje tekst - vraag - etc.

Slide 15 - Slide

Maak nu zelf en in stilte tekst 



Maandag: maak CH7 ex. 5+6, examenbundel D2.8 (p.90+11) + leer p. 103 t/m 106 van je examenbundel

Slide 16 - Slide

Leesvaardigheid tips & tricks


Basisidee: ook zonder dat je de woorden hoeft te vertalen (of te kennen) kun je al heel veel informatie uit een tekst halen. 

--> Deze methode is heel geschikt voor mensen die graag systematisch / technisch te werk gaan.

Slide 17 - Slide

Als je toch het woordenboek gebruikt, waar vind je dan 'ils savouraient'?

Slide 18 - Open question

En hoe zit dat bij "les gourmandises"?

Slide 19 - Open question

De 3 hoofdpunten
Denk bij ELKE opdracht:

Punt 1: DE VRAAG:
a) Had je door welke vraag het was?
b) Welke strategie ken je daarvoor?
c) Heb je die goed toegepast?

Slide 20 - Slide

De 3 hoofdpunten
Denk bij ELKE opdracht:

Punt 2: DE TEKST
a) Waren er signaalwoorden?
b) Wat vertelden je die?
c) Heb je er goed mee geredeneerd?

Slide 21 - Slide

De 3 hoofdpunten
Denk bij ELKE opdracht:

Punt 3: HET ANTWOORD
a) Heb je een antwoord gekozen waarvan je bijna zeker kon weten dat het fout was?
b) Hoe zie je dat?

Slide 22 - Slide

Leesvaardigheid tips & tricks
Systematisch stappenplan voor elk type vraag
1) ABCD-vraag (multiple-choice) (D3.1)
2) Beweringsvraag (ja/nee of waar/niet waar) (D3.2)
3) Gatenvraag op tekstverband (signaalwoorden: I2)
4) Gatenvraag op vocabulaire (context) (D3.1)
5) Matchingvragen (koppelen) (D3.2)
6) Open vraag (Ook"Schrijf de eerste twee woorden uit zin D3.4)

Slide 23 - Slide

Signaalwoorden! Vertaal: 1: surtout 2: à cause de 3: malgré 4: cependant 5: alors que

Slide 24 - Open question

Stappenplan ABCD-vraag
1. Titel, plaatje, intro --> Grote Lijn
2. Lees de vraag + markeer de alinea
(Kijk of er nuttige info IN de vraag staat)
3. Lees de tekst, markeer de signaalwoorden en :
4. Onzinantwoorden eruit!!
5. Hoe vaak komt het antwoord voor? Kloppen ALLE elementen? Past het in de Grote Lijn?

Slide 25 - Slide

Stappenplan beweringsvraag 
Enige vraag waar je éérst de antwoorden moet lezen voor je in de tekst gaat zoeken! Dus:
1. Lees de vraag.
2. Lees de (eerste) bewering.
3. Zoek in de tekst of de bewering klopt.

Slide 26 - Slide

Let op instinkers!
Het lijkt een ontkenning, maar is het niet! Soms staan deze woorden in de vraag/stelling, en dan moet je extra op je hoede zijn!

N'ont cessé de       - zijn niet gestopt met (dus gaat door)
Ne...que                  - slechts, alleen maar
Pas mal                   - nogal wat (dus best veel)
Loin de                    - verre van (dus het tegenovergestelde)

Slide 27 - Slide

Samen:

H2: La Passe-Muraille
I9: La folie du foot (p.250-251)
Zelfstandig (eerst alleen, daarna bespreken):

E1: L'enfer des enfers (p.112)
H3 : Il s'appelait Jacques Brel (p.197-198)

Slide 28 - Slide

Bonjour! Le programme :
Signaalwoorden op orde?
Bespreken huiswerk - vrai/faux vragen 
Open vragen: uitleg en stappenplan
Open vragen: oefenen
Escape Opdracht

Slide 29 - Slide

parce que
mais
pourtant
par exemple
si
par contre
donc
ensuite
bref
en plus
daarentegen
dus
bovendien
omdat
kortom
vervolgens
toch
bijvoorbeeld
maar
als

Slide 30 - Drag question

Open vragen
Open vragen worden in het Cito-examen altijd in het Nederlands gesteld. Je beantwoordt deze vragen ook in het Nederlands, tenzij er om een citaat gevraagd wordt uit de tekst.
Er zijn drie soorten open vragen die je kunt tegenkomen in het examen:
- open vraag waarbij je in het Nederlands een antwoord moet formuleren
- open vraag waarbij je antwoordt met een citaat uit de tekst
- open vraag waarbij je één gegeven (bijvoorbeeld de naam van een persoon) moet geven

Slide 31 - Slide

Open vragen: aanpak
1. Lees de open vraag nauwkeurig. Vertaal eventuele citaten. 
2. Ga na welke informatie wordt gevraagd in de opdracht en benoem dit voor jezelf. Bedenk vervolgens naar wat voor soort informatie je moet zoeken in de tekst. Structuurwoorden (oorzaak, voorbeeld)? Woorden met een positieve of negatieve strekking? Een bepaald thema?
3. Ga vervolgens op zoek naar die informatie in de tekst en onderstreep het tekstgedeelte waar je denkt dat het antwoord zich bevindt.
4. Formuleer je antwoord.
- Als je in het Nederlands een antwoord moet formuleren, vertaal je eerst letterlijk het tekstgedeelte. Zet daarna de letterlijk vertaalde zin om naar een lopende zin in correct Ned.
- Als er om een citaat wordt gevraagd, schrijf je de eerste (twee) woorden van het citaat op.
- Als er om één gegeven wordt gevraagd, schrijf je alléén dat ene gegeven op.

Slide 32 - Slide

Een paar extra tips:
  • Lees heel nauwkeurig de vraag: wees zeker dat je naar het juiste op zoek gaat!
  • Zoek naar synoniemen in de tekst 
  • Beantwoord de vraag volledig 
  • Zoek trefwoorden in de tekst die je op het spoor zetten

Slide 33 - Slide

Stappenplan gatenvragen
1. Lees tot het gat + 1 zin
2. Signaalwoorden: dus... (reden voor gat)
 maar .. (tegengestelde van gat)
bijv.... (voorbeeld voor gat)
... (na dubbele punt staat inhoud van gat)
Verwijswoorden: Dit is.. (dan staat dus in de zin wat ervoor dit is
3. Positief/negatief
4. GOKKEN op de Grote Lijn

Slide 34 - Slide

Stappenplan Open Vragen
Besteed tijd aan het lezen van de vraag!
1. Leer ik nog iets nuttigs over de inhoud van de tekst?
2. Wat willen ze weten? (welke vraag --> functie signaalwoord)
- Waarom? --> reden/doel
- Noem 2/3 (de andere)? --> opsomming
- Tegenspreken, kritiek? --> tegenstelling
- Verandering? --> tijd/tegenstelling
- Tijdsaanduiding? --> tijd
3. Hoe moet ik het precies opschrijven?

Slide 35 - Slide

Samen:
- H5: Vers la beauté (p.203) = romantekst


Zelfstandig: 
  • H7: Les anti-foot (p.207-208) gapvragen
  • I4 : Faites-les entrer dans l'histoire
  • I6: Pourquoi j'écris en français (p.242-243, beweringsvraag)

Slide 36 - Slide

Hoeveel tijd krijg je voor het eindexamen Frans?
timer
0:20

Slide 37 - Open question

Hoeveel teksten en vragen heeft
het eindexamen Frans meestal?
timer
0:10
A
10 teksten, 30 vragen
B
10 teksten, 45 vragen
C
14 teksten, 30 vragen
D
14 teksten, 45 vragen

Slide 38 - Quiz

Hoeveel tijd heb je dan ongeveer
voor één vraag?
timer
0:20

Slide 39 - Open question

Wat heb je nodig als je een eindexamentekst gaat maken?

Slide 40 - Mind map

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

TIPS & TRUCS

om in te zetten bij het eindexamen Frans

Slide 43 - Slide

Wat neem jij mee als belangrijkste tip/strategie om in te zetten bij het eindexamen Frans?
timer
1:00

Slide 44 - Open question

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide