Hst. 7.3 - Elektriciteit

Welkom bij Nask
Klas 4 Kader-Mavo

Hoofdstuk 7.3
Elektriciteit
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nask
Klas 4 Kader-Mavo

Hoofdstuk 7.3
Elektriciteit

Slide 1 - Slide

Noem 2 voorbeelden van een spanningsbron

Slide 2 - Open question

Stroom loopt alleen in
een ...... stroomkring.
A
Open
B
Gesloten

Slide 3 - Quiz

Waar sluit je een voltmeter aan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Een voorwerp met een lage
weerstand noem je een ...
A
Geleider
B
Isolator

Slide 5 - Quiz

Wat zie je op de afbeelding?
A
Parallelschakeling met een dichte schakelaar
B
Serieschakeling met een dichte schakelaar
C
Parallelschakeling met een open schakelaar
D
Serieschakeling met een open schakelaar

Slide 6 - Quiz

Wat is elektriciteit?
Elektronen (hele kleine deeltjes) vervoeren energie van een spanningsbron naar een apparaat.

Elektronen moeten ook weer naar de 
spanningsbron terug kunnen. Er is 
een gesloten stroomkring nodig.

Slide 7 - Slide

Stroomkring tekenen
Spanningsbron

Stroomdraad

Lampje 

Schakelaar

Slide 8 - Slide

Serie & Parallel

Slide 9 - Slide

Stoom en spanning meten
Stroomsterkte -> Met een Ampèremeter
(Serie aansluiten)

Spanning -> Met een Voltmeter
(Parallel aansluiten)

Slide 10 - Slide

Wat zijn geleiders of isolatoren?
Geleider:
- Stroom gaat er makkelijk doorheen
- Lage weerstand

Isolator:
- Stroom wordt veel tegengehouden
- Hoge weerstand
IJzer
Koper
Aluminium
Koolstof
Rubber
Steen
Glas
Kunststof

Slide 11 - Slide

De weerstand berekenen
De formule:
Weerstand = Spanning : Stroomsterkte


Weerstand (R)        -->  Ohm
Spanning (U)          --> Volt
Stroomsterkte (I)  --> Ampère

Slide 12 - Slide

Totaal weerstand berekenen
In een serieschakeling tel je de 
weerstanden bij elkaar op.

R1 = 20 Ω
R2 = 30 Ω
R3 = 100 Ω

Rtotaal = 20 + 30 + 100 = 150 Ω

Slide 13 - Slide

Capaciteit (C)
Betekenis:
Hoe lang een spanningsbron een stroom kan leveren.

Eenheid:
Ampère-uur (Ah) 
Milliampère-uur (mAh)

Formule:
C = I x t

Slide 14 - Slide

Vermogen (P)
Betekenis:
Hoeveel energie heeft een apparaat nodig om 1 seconde te werken.

Eenheid:
Watt (W)

Formule:
P = U x I

Slide 15 - Slide

Energieverbruik (E)
Betekenis:
Hoeveel energie heeft een apparaat verbruikt.

Eenheid:
Wattuur (Wh) of kiloWattuur (kWh)

Formule:
E= P x t


Slide 16 - Slide

Oefenvraag 1
Een radio heeft een stroomsterkte van 0,2 A. Hij is aangesloten op een spanning van 230 V. Wat is de weerstand?

  1. Gegeven          I = 0,2 A    U = 230 V 
  2. Gevraagd        R
  3. Formule          R = U : I
  4. Berekening    R= 230 : 0,2 = 1150
  5. Antwoord       R= 1150 Ω

Slide 17 - Slide

Oefenvraag 2
Een computer heeft een vermogen van 800 W. 
Op een dag staat de computer ongeveer 6 uur aan.
Wat is het energieverbruik per dag? 

  1. Gegeven          P = 800 W        t = 6 h
  2. Gevraagd        E
  3. Formule           E = P x t
  4. Berekening    E = 800 x 6 = 4800
  5. Antwoord        E= 4800 Wh = 4,8 kWh

Slide 18 - Slide

Oefenvraag 3
Een powerbank met een capaciteit van 20000 mAh 
levert een stroomsterkte naar je telefoon van 2 A. 
Hoe lang kun je een telefoon opladen met deze powerbank?

  1. Gegeven          I = 2 A          C = 20000 mAh = 20 Ah
  2. Gevraagd        t
  3. Formule           t = C : I
  4. Berekening    t = 20 : 2 = 10
  5. Antwoord        t = 10 h

Slide 19 - Slide

Een LED lamp van 5 W gebruikt 4 W aan licht
(4 : 5) x 100 = 80 %

Een gloeilamp van 40 W gebruikt 4 W aan licht
(4 : 40) x 100 = 10 %

Conclusie: 
De LED lamp heeft een hoger rendement. 
Hierdoor verbruikt hij veel minder energie dan een gloeilamp. 

Slide 20 - Slide

In elke groep mag
maximaal ....... stroom lopen.
A
230 V
B
16 A
C
0,22 kWh
D
20000 mAh

Slide 21 - Quiz

Bij kortsluiting ...
A
staan er te veel apparaten aan
B
loopt de stroom direct terug naar de spanningsbron
C
beschermt de aardlekschakelaar
D
gaat de stroom via randaarde weg

Slide 22 - Quiz

Wat beschermt jou tegen lekkende stroom?
A
Dubbele isolatie
B
Groepenkast
C
Aardlekschakelaar
D
Randaarde

Slide 23 - Quiz

Wat zit er in de meterkast?
Hoofdzekering:
Controleert of er niet te veel stroom het huis ingaat. 

Kilowattuur-meter:
Deze meet hoeveel elektrische energie je in huis gebruikt.

Aardlekschakelaar:
Deze controleert of er ergens in huis stroom lekt. 
In dat geval verbreekt het de stroomkring.

Slide 24 - Slide

Wat zit er in de meterkast?
Groepenkast:
  • Een groep verzorgt de elektriciteit voor een deel van het huis.
  • Iedere groep is beveiligd met een zekering.
  • Een zekering verbreekt de stroomkring,
    als er teveel stroom wordt verbruikt in een groep.


Slide 25 - Slide

Overbelasting
Als er teveel apparaten aanstaan in een groep, ontstaat overbelasting.
De kabels worden zo heet dat er brand kan ontstaan. 

Per groep  -> Maximaal 16 Ampère


Slide 26 - Slide

Wat is kortsluiting?
Oorzaak: 
De stroom gaat niet door een apparaat, maar direct terug naar de spanningsbron. 

Gevolg:
De stroomsterkte kan oplopen tot 1000 A. 
Kabels worden zo heet dat er direct brand kan ontstaan.

Slide 27 - Slide

Hoe ben je beschermd tegen stroom?
Randaarde
Lekkende stroom gaat niet door je lichaam, 
maar via de geelgroene aardedraad 
direct naar de aarde.


Slide 28 - Slide

Hoe ben je beschermd tegen stroom?
Aardlekschakelaar
Extra beveiliging bij stroomverlies.
Evenveel stroom het huis in en het huis uit. 



Slide 29 - Slide

Hoe ben je beschermd tegen stroom?
Dubbele isolatie
Elektrische gedeelte van een apparaat 
is gescheiden van een kunststof buitenkant.

De buitenkant kan nooit onder stroom 
komen te staan.

Slide 30 - Slide

Huiswerk

Hoofdstuk 7.3 - Elektriciteit
In je werkboek

Slide 31 - Slide