2.1 Pinpas of Portemonnee?

2.1 Pinpas of portemonnee?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

2.1 Pinpas of portemonnee?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Hoe betaal jij het meest?
A
Portemonnee
B
Pinpas

Slide 3 - Quiz

2.1 Pinpas of portemonnee? 
Na afloop van deze les kun/weet je: 

  1. ...twee soorten geld benoemen
  2. ...twee ruilvormen opnoemen
  3. ...wat je wat elektronisch betalen is 
  4. ....kun je een nieuw saldo uitrekenen

Slide 4 - Slide

Wat weet je misschien al over de twee soorten geld en twee soorten ruilen?

Slide 5 - Open question

2.1 Pinpas of portemonnee? 
  • 2 soorten geld:
  1. Chartaal = munten en bankbiljetten. Je kunt het vastpakken.


  2. Giraal = geld dat op je bank/betaalrekening staat. Je kunt het niet vastpakken. (Ezelsbruggetje: Giro) 

Slide 6 - Slide

Welk soort geld herken je?

1. Sofie betaalt bij de kassa van de AH met haar pinpas.
2. Sem betaalt bij de kassa van de AH met een biljet van € 20
A
Beide chartaal
B
Beide giraal
C
1= chartaal 2= giraal
D
1= giraal 2= chartaal

Slide 7 - Quiz

2.1 Pinpas of portemonnee? 
Stel: Je brengt je verjaardagsgeld naar de bank om op je betaalrekening te zetten.
Na een maand pin je bij de geldautomaat € 20 euro.
  • Wat gebeurt er met de geldsoorten?
1.
2.
3.

Slide 8 - Slide

Ruilen
Directe ruil en indirecte ruil
Directe ruil:
Ruilen van goederen tegen goederen (of diensten), zonder gebruik te maken van geld.

Indirecte ruil:
Ruilen met geld als ruilmiddel.

goederen zijn tastbaar, je kunt ze aanraken.
Vraag 6:
a) Noem minstens zes landen waar je met de euro kunt betalen
b) Noteer een verschil tussen De Nederlandsche Bank en andere banken

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Je gaat nu opdracht 1 en 2 maken op bladzijde 64.

Klaar?  Dan ga je daarna lezen en maken paragraaf 2.1 ( blz. 38 t/m 41)

Je hebt tot 10 minuten voor het einde van de les. 
De rest is huiswerk. 

Slide 10 - Slide

2.1 Pinpas of portemonnee? 
Na afloop van deze les kun/weet je: 

  1. ...twee soorten geld benoemen
  2. ...twee ruilvormen opnoemen
  3. ...wat je wat elektronisch betalen is 
  4. ....kun je een nieuw saldo uitrekenen

Slide 11 - Slide

Huiswerk
Lezen en maken paragraaf 2.1

Slide 12 - Slide