D4 Veel voorkomende woorden en uitdrukkingen in de vraagstelling v6

• Frans
• WO
• Studiejaar 5,6

Examen Bundel VWO

D4 : Veelvoorkomende woorden en uitdrukkingen in de vraagstelling

D5 : Signaalwoorden

À quoi servent ces exemples ?
"À QUOI SERVENT"

1. Wat is waar
2. verwijzen naar
3. Waartoe dienen
4. laten zien

"à juste titre" signifie...

1. op die manier
2. zeker
3. in plaats van
4. terecht

Qu'est-ce qui ressort de l'alinéa ?
"RESSORT"

1. naar voren komen, uitkomen
2. samenvatten
3. vervangen
4. vaststellen

Qu'est-ce que cela signifie ?
"SIGNIFIE"

1. gebruikt
2. voegt toe
3. vervangt
4. betekent

Dans quel but l'auteur écrit-il...
"DANS QUEL BUT"

1. waarop baseert... zich
2. Met welk doel
3. waaruit bestaat
4. Waartoe dient

"à la fois" signifie...

1. hoewel
2. zoals
3. tegelijkertijd
4. met behulp van

Qu'est-ce qui est vrai d'après l'alinéa...
"QU'EST-CE QUI EST VRAI"

1. Wat is waar
2. Wat staat er in
3. Waartoe dienen
4. Waaruit bestaan

"EN QUOI CONSISTE..."

1. Waarover gaat
2. Waartoe dient
3. Waarop baseert... zich
4. Waaruit bestaat

"En résumé" signifie...

1. eigenlijk
2. samenvattend
3. ten slotte
4. vanwege

À quoi sert l'alinéa...
"À QUOI SERT"

1. Waarop heeft... betrekking
2. Wat staat er in
3. Waartoe dient
4. Waarover gaat

"par ailleurs"
signifie...

1. waarschijnlijk
2. inderdaad
3. daarentegen
4. trouwens

Le pronom renvoie à...
"RENVOIE À"

1. Verwijst naar
2. voegt toe
3. laat zien
4. gebruikt

"Dans quel sens..."

1. Met welk doel
2. in welke betekenis
3. Waarover
4. Waaruit

"Il en résulte que"

1. ten gevolge van
2. dat wil zeggen
3. evenzeer als
4. hieruit volgt dat

Que peut-on déduire de l'article...
"DÉDUIRE"

1. vervangen
2. laten zien
3. afleiden
4. uitleggen

Du reste, on peut dire que...
"DU RESTE"

1. overigens
2. inderdaad
3. zelfs
4. ondanks

Qu'est-ce que l'auteur veut illustrer par cette phrase ?
"ILLUSTRER"

1. afleiden
2. verduidelijken
3. samenvatten
4. vervangen

"D'autant plus que"

1. vooral
2. verre van
3. temeer dat
4. niettemin

Tout compte fait, il vaut mieux accepter sa décision.
"TOUT COMPTE FAIT"

1. integendeel
2. op voorwaarde dat
3. dat wil zeggen
4. alles welbeschouwd

Quelle est l'attitude de l'auteur ?
"ATTITUDE"

1. doel
2. reden
3. houding
4. kenmerk