2H3 - Les 22 - STG

2H3 - 23 de marzo, 2021 - STG
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2H3 - 23 de marzo, 2021 - STG

Slide 1 - Slide

Programa
  1. PW Unidad 2 
  2. Vraagwoorden
  3. Tijd over = Quizlet 2.1 t/m 2.3
  4. Los deberes

Slide 2 - Slide

PW unidad 2 / 1 APRIL
- Voca 2.1 tm 2.3 (N-S ) 
- Aanvullende werkwoorden 1-24 (S-N) (roze werkwoordenblad)
- Regelmatige ww op -ar,- er,-ir
- Wederkerende ww (zoals: llamarse)
- Vervoegingen ser + estar + hay
- Verschil + gebruik ser + estar + hay (let op zinnetjes) 
- Vraagwoorden 
- Klemtoonregels
- Bijvoeglijk naamwoorden

Slide 3 - Slide

De 3 categorieën vraagwoorden

Slide 4 - Slide

Categorie 1: eenvoudig
¿ Dónde?         Waar
¿A dónde?       Waarheen
¿De dónde?     Waar vandaan
¿ Cuándo?      Wanneer
¿ Cómo?          Hoe
¿ Por qué?      Waarom

Slide 5 - Slide

Vertaal het woord tussen haakjes.
¿(waar)………….. está la tienda?

Slide 6 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes.
¿(wanneer)……..… es tu cumpleaños?

Slide 7 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes.
¿(hoe)…………estás?

Slide 8 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes.
¿(waarom)……… estás triste?

Slide 9 - Open question

Categorie 2
Deze vraagwoorden nemen het geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen over.
   

¿Quién? ¿Quiénes?                  🡪 Wie?
¿Cuánto/a? ¿Cuántos/as?    🡪 Hoeveel?
LET OP!!
Als Cuánto met het werkwoord COSTAR (kosten) wordt gebruikt verandert cuánto niet!!!

Slide 10 - Slide

Welke woord is correct?
¿ (hoeveel) cuesta el pan?
A
cuánto
B
cuanto
C
cuánta
D
cuanta

Slide 11 - Quiz

Welke woord is correct?
¿(hoeveel) niños hay?
A
cuánto
B
cuántos
C
cuánta
D
cuántas

Slide 12 - Quiz

Welke woord is correct?
¿(hoeveel) hermanas tienes?
A
cuánto
B
cuánta
C
cuántos
D
cuántas

Slide 13 - Quiz

Welke woord is correct?
¿(wie) es tu amigo?
A
quién
B
quiénes

Slide 14 - Quiz

Welke woord is correct?
¿(wie) son ellos?
A
quién
B
quiénes

Slide 15 - Quiz

Categorie 3:        qué - wat, cuál(es) - wat/welke (alleen achter ww SER)
Qué en cuál = WAT en WELKE





Slide 16 - Slide

Welke woord is correct?
¿(wat) es tu color favorito?
A
qué
B
cuál

Slide 17 - Quiz

Welke woord is correct?
¿(wat) haces?
A
qué
B
cuál

Slide 18 - Quiz

Welke woord is correct?
¿(welke) de los libros necesitas?
A
qué
B
cuál

Slide 19 - Quiz

Trabajamos
EB Unidad 2: ejercicios 7-8 (página 34-35)

KLIK HIER voor de quizlet om de vraagwoorden te oefenen/leren

Slide 20 - Slide

Deberes
Estudiar: Voca 2.1 + 2.2 + 2.3 NL-SP
Estudiar: aanvullende werkwoorden 1-24 SP-NL

Estudiar: ser/estar/hay
Estudiar: vraagwoorden NL-SP


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video