thema 2, les 2, inhoudswoorden

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Hoe herken je een werkwoord in de zin?

Hoe herken je een zelfstandig naamwoord in de zin?

Over wat zegt een bijvoeglijk naamwoord iets?

Over welke twee dingen kan een bijwoord iets zeggen?

Staat er altijd een bijwoord in de zin?

1. Ja
2. Nee

Noem de drie lidwoorden

De poes sloot vriendschap met de (grote) beer.

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. bijwoord

De (poes) sloot vriendschap met de grote beer.

1. bijwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

De beer (woont) nu in een afgesloten ruimte.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. lidwoord

Poesje miauwde (heel) hard.

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijwoord

Gwen en Milly spelen (uren) met een grote bal.

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord
4. bijwoord

Nooit had Gwen zo'n (trouwe) vriendin.

Milley blaft nooit (hard).

De (hond) weet wat Gwen voelt.

Milley pakt (snel) de tas op.