Wie kan een zin maken met kunnen/mogen/moeten/willen
Mag op het bord : daarna hard oplezen, daarna met de bal
2. werkwoorden leren vervoegen op het bord: daarna hardop lezen, daarna met de bal
werken, drinken, wandelen, wassen, slapen
daarna in groepjes met dobbelsteen:
nu in groepjes met de dobbelsteen (grote dubbelsteen = werkwoord) kleine dobbelsteen (=1= ik , 2=jij, 3 hij/zij/het/ u,
4 = wij, 5=jullie, 6 =zij
1:kunnen:
2:willen:
3:slapen:
4: wassen:
5: werken
6:drinken