Voorbereiding Toets/SO chapitre 1 G2 `un bel été

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Préparation au contrôle chapitre 1

Voca A B E F

phrases-cles C et G

Grammaire: D et H

verbes réguliers en -er

Wat zijn werkwoorden op - er?

1. parler
2. avoir
3. manger
4. aimer

danser	dansen
Je / J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles

Werkwoorden op -ER. Sleep de vervoegingen van het werkwoord naar de juiste persoon.

danse

dansent

dansons

danse

danses

dansez

Zet in de tegenwoordige tijd (présent)
Nous (aimer)

Ils (travailler)
au présent

1. travaillons
2. travaille
3. travaillent
4. travaillez

zet in de tegenwoordige tijd:
Tu (regarder)

Zet in de présent:
Vous (manger)

1. vous mange
2. vous mangez
3. vous mangeons
4. vous manges

Zet in de passé composé:
Ils parlent français

De passé composé van 'faire'

De passé composé van 'avoir'

De passé composé van 'être' 

fait

été

eu

Zet in de passé composé:
Elle est en France

Welke zin is juist?

1. Vous avez fait du camping
2. Vous avez fairé du camping
3. Vous avons fait du camping
4. Vous avez faité du camping

Zet in de passé composé:
On a cours

Bezittelijke Voornaamwoorden enkelvoud
Maak de juiste combinaties.

Le pronom possessif (p.155)

MIJN

JOUW

ZIJN/HAAR

  mon

 ton

  son

  ta

  tes

  mes

  ses

   ma

  sa

Vertaal in het Frans:
Isabelle is mijn vriendin

Vous avez oublié -----(jullie) livres

1. mon
2. leurs
3. vos
4. ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) oncles

1. leur
2. leurs

Hebben jullie nog vragen?

Elle a lu ----(ons) histoire

1. notre
2. sa
3. son
4. nos

Vertaal:
Ik ben op vakantie geweest in Spanje

Vertaal:
Ik heb met mijn familie gekampeerd

Vertaal:
Ik heb onze grootouders ontmoet

Vertaal: Nee, helemaal niet

Vertaal:
Ik ben met de auto naar Frankrijk gegaan

vertaal: blijven

1. visiter
2. rencontrer
3. proposer
4. rester

Vertaal:
Het heeft geregend

Wat zijn de 4 seizoenen in t Frans?

Vertaal:
In de herfst

1. dans l' automne
2. à l' automne
3. en automne

Vertaal: In het begin

1. en début
2. au début

Vertaal: Het is slecht weer

Vertaal in het Nederlands: la découverte