Lección 1: Introductie & presentarse

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1,2

¡Bienvenidos a la clase de español!

We starten in 5 minuten met de les.

We starten in 5 minuten met de les.

Registro de asistencia

Lesprogramma

¿Qué vamos a hacer hoy?

A. Opstarten: les en absentie

B. Opstarten: Voorstelronde

C. Doornemen: Lesstof  periode 2 

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

Toetsinzage

Los deberes

Los deberes para la próxima clase:

Leren:  Los números 15 t/m 100

Lesdoelen

Después de la clase...

• Je kunt in het Spaans van 15 tot 100 tellen.
  

PTO

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

Unidad 2 : Mis gustos	Unidad 3: Mi familia
A. De tegenwoordige tijd B. De werkwoord gustar C. Houden van of een hekel hebben aan	A. De bezittelijke voornaamwoord B. hay C. Twee onregelmatige werkwoorden D. De vertaling van moeten

Lesstof periode 2 

pagina 58 & 59

pagina 42 & 43

Compresión oral

Spreekvaardigheid

- Over jezelf praten

- Praten over je droomhuis

Lesstof periode 2

Nummers 1 t/ 100

pagina 73

Je kan de nummers vinden op pagina 73.

19____________

25____________

33____________

45____________

59____________

86____________

99____________

Presentarse(jezelf voorstellen)

1. ¿Cómo te llamas? / ¿Cuál es tu nombre?     
2. ¿Puedes deletrear tu nombre?                            
3. ¿Cuántos años tienes?                          
4. ¿Cuándo es tu cumpleaños? 
5. ¿Dónde naciste? 
   
   
6. ¿Dónde vives? 
7. ¿Qué idiomas hablas?
   
8. Tienes mascotas? 
9. ¿Cómo se llama tu mascota? 
10. ¿Cuál es tu comida favorita?

                                         

Stel jezelf voor in het Spaans!
Beantwoord de vraag:
¿Cómo te llamas?

¿Cómo te llamas?

Yo me llamo...

Mi nombre es...

¿Puedes deletrear tu nombre?
Si puedo:

¿Cuándo es tú cumpleaños?

Mi cumpleaños es el (día) de (mes).

Ik ben jarig op (dag) van (maand).

Haz zoom en la foto

Hoe vraag je aan iemand: "hoe oud ben je?" in het Spaans?

1. ¿dónde vives?
2. ¿tienes hermanos?
3. ¿qué te gusta?
4. ¿cuántos años tienes?

¿Cuántos años tienes?

Yo tengo (número) años.

Ik ben.... jaar oud.

Haz zoom en la foto

¿Dónde naciste?

Nací en (ciudad/páis).

Ik ben geboren en (stad/land)

Haz zoom en la foto

¿Dónde naciste?

Hoe vraag je aan iemand: "waar woon je?"?

1. ¿Dónde vives?
2. ¿Cuántos es tu cumpleaños?
3. ¿De dónde eres?
4. ¿Cómo te llamas?

¿Dónde vives?

¿Dónde vives?

Vivo en (ciudad/país)

Ik woon in (stad/land)

• los Países Bajos
• Ámsterdam
• La Haya
• Róterdam
• Groninga
• Mastrique
• Nimega
• Tilburgo

Tip: Als je een woord wilt opzoeken, gebruik dan mijnwoordenboek.nl.

Haz zoom en la foto

 ¿Qué idiomas hablas?

Yo hablo (número) idiomas. 

neerlandés, inglés y árabe.

• neerlandés 
• español
• inglés
• árabe
• bereber
• panyabí
• alemán
• turco
• papiamento

Tip: Als je een woord wilt opzoeken, gebruik dan mijnwoordenboek.nl.

¿Qué idiomas hablas?

¿Dónde vives?

Vivo en (ciudad/país)

Ik woon in (stad/land)

• los Países Bajos
• Ámsterdam
• La Haya
• Róterdam
• Groninga
• Mastrique
• Nimega
• Tilburgo

Tip: Als je een woord wilt opzoeken, gebruik dan mijnwoordenboek.nl.

Haz zoom en la foto

¿Dónde vives?

 ¿Qué idiomas hablas?

Yo hablo (número) idiomas. 

neerlandés, inglés y árabe.

• neerlandés 
• español
• inglés
• árabe
• bereber
• panyabí
• alemán
• turco
• papiamento

Tip: Als je een woord wilt opzoeken, gebruik dan mijnwoordenboek.nl.

¿Qué idiomas hablas?

¿Tienes mascotas?

Si, tengo (número) mascotas.

Tengo un perro, un gato, un hámster, un pez y un pájaro.

Si, tengo un gato.

Haz zoom en la foto

¿Cómo se llama tu mascota?

Mi gato se llama....

Mi perro se llama...

Mi hámster se llama...

¿Tienes mascotas?

¿Cuál es tu comida favorita? 

- Mi comida favorita es la pizza. 

Mijn favoriete eten is pizza.

- Me gusta la pizza, porque es una comida muy sabrosa.

- Me gusta(n)…, porque….

Ik hou van pizza, want het is een lekkere gerecht.

- Ik hou van ..., omdat ...

¿Cuál es tu comida favorita?

• Presentarse(jezelf voorstellen)

1. ¿Cómo te llamas? / ¿Cuál es tu nombre?

2. ¿Puedes deletrear tu nombre?

3. ¿Cuántos años tienes?

4. ¿Cuándo es tu cumpleaños?

5. ¿Dónde naciste?

6. ¿Dónde vives?

7. ¿Qué idiomas hablas?

Schrijf op elke vraag een mogelijk antwoord.

Wat heb je van 

deze les geleerd?

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

¡Nos vemos la próxima clase!

¡Nos vemos la próxima clase!