Voeding en vertering 10.2 en 10.3- VWO 5

Het verteringsstelsel
1 / 47
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Het verteringsstelsel

Slide 1 - Slide

Verteringsstelsel
mond
slokdarm
maag
12-vingerige darm
dunne darm
dikke darm
endeldarm

Slide 2 - Slide

Welke van de genoemde verteringsorganen maakt niet zelf verteringsenzymen?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
mond
B
slokdarm
C
12 vingerige darm
D
maag

Slide 3 - Quiz

Voedingsstoffen
-koolhydraten                          - vitamines
-vetten                                        - mineralen
-eiwitten                                    - water
-DNA/RNA                                 - voedingsvezels
-vitaminen
-mineralen
-water
-voedingsvezels
-mineralen
-water
-voedingsvezels

Slide 4 - Slide

Wat zijn die voedingsvezels eigenlijk?
A
plantaardige eiwitten (gluten)
B
plantaardige koolhydraten (cellulose)
C
dierlijke koolhydraten (glycogeen)
D
plantaardige koolhydraten (zetmeel)

Slide 5 - Quiz

Voedingsmiddelen
met koolhydraten

Slide 6 - Mind map

Vertering van koolhydraten(Binas 67 F)
- brandstof, reservestof, bouwstof (beetje)
- mono-, di-, polysachariden
- Ook wel koolhydraten / suikers genoemd.

Slide 7 - Slide

Uit welke 2 monosachariden is lactose opgebouwd? (Binas 67F)
A
glucose en fructose
B
glucose en ribose
C
glucose en galactose

Slide 8 - Quiz

Binas
82 E
82 F
82 G
Zoek deze Binastabellen op.

Begrijp je alle termen die gebruikt worden?

Begrijp je de opbouw/info die gegeven wordt?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Slide

Eiwitten (Binas 67H)
- Vooral bouwstof, in mindere mate ook brandstof
- Aan elkaar geschakelde 
aminozuren

- Er zijn 20 soorten aminozuren, 
waarvan 8 'essentieel'.

Slide 12 - Slide

Waarom worden die 8 aminozuren ''essentieel'' genoemd?

Slide 13 - Open question

Vertering van eiwitten
Maag maakt:
1 slijm
2 zoutzuur
3 pepsinogeen

Slide 14 - Slide

Welke enzymen zijn achtereenvolgens nodig voor eiwitvertering, volgens 82 E?
A
amylase en maltase
B
peptase, tryptase, chymotrypsine en peptidase
C
pepsine, trypsine en peptonen
D
gal en lipase

Slide 15 - Quiz

Vertering van eiwitten

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat betekenen de pH waarden die in 82E staan?
A
Dat zijn de pH-waarden van de enzymen
B
Dat is de pH-waarde van de voedselbrij ter plekke
C
Dat is het pH-maximum van de enzymen
D
Dat is de pH-optimum van de enzymen

Slide 18 - Quiz

Optimum pH
reactieversnellers van stofwisselingsreacties
gereedschappen van de cel
bij lichaamstemperatuur is het te koud om in een cel normaal gesproken reacties te laten plaatsvinden
reactiespecifiek
herbruikbaar
substraatspecifiek
substraat = stof die wordt bewerkt


Slide 19 - Slide

zuurgraad in het maagdarm kanaal

Slide 20 - Slide

Hoeveel liter alvleessap produceren we gemiddeld per dag? Zie 82 F.

Slide 21 - Open question

Wat is pepsinogeen? Zie 82 F.

Slide 22 - Open question

peptase: knipt eiwit in polypeptiden

Slide 23 - Slide

Waarom is het nuttig dat er pas actief peptase ontstaat ín de maag?

Slide 24 - Open question

Van polypeptide naar aminozuren

Slide 25 - Slide

Vertering op molecuulniveau: hydrolyse
Hydrolyse = moleculen splitsen met behulp van water.

Slide 26 - Slide

Welke twee enzymen knippen aan de uiteinden van een polypeptide aminozuren af (oftewel: wat zijn de twee exopeptidasen)?

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

10.4 Vetten
- Vooral brandstof, ook bouwstof:
                          (hormonen, fosfolipiden)
- Glycerol, met daaraan drie vetzuren:

Slide 30 - Slide

Verzadigd/onverzadigd vet
Verzadigd vet:
- Ongezond; kans op 'dichtslibben' aders. Vooral bij dierlijke vetten. Hebben geen dubbele bindingen.
Onverzadigd vet:
- Gezond. Zorgen voor daling cholesterol. Hebben één of meer dubbele bindingen.

Slide 31 - Slide

Zie BINAS 82. Waar start de vetvertering bij baby's?
A
In de maag
B
In de lever
C
In de alvleesklier
D
in de 12-vingerige darm

Slide 32 - Quiz

Vertering van vetten

Slide 33 - Slide

Vetdruppels
Let op: hier is nog géén sprake van 
vertering! Je ziet hier slechts het
 emulgeren  van een vet: grote 
vetdruppels vallen uiteen in kleinere 
druppels door galzure zouten.

Slide 34 - Slide

Verteringsproducten van vet
Niet opneembaar

Niet opneembaar

Opneembaar

Opneembaar

Slide 35 - Slide

Daarna opname in... 
Bloed of lymfe: Route hangt af van formaat vetzuurstaarten.

Kleine vetzuren (12 C-atomen of minder) zijn redelijk wateroplosbaar                   opname in bloedvat

Grotere vetzuren zijn niet wateroplosbaar                   opname in lymfevat, via chylomicronen

Slide 36 - Slide

Opname met chylomicronen

Slide 37 - Slide

HDL / LDL: gezond / ongezond
 Lever maakt uit lipoproteïnen transportblaasjes voor vetachtige stoffen (zoals vetmoleculen, vetzuren en cholesterol)
- Blaasjes gemaakt met veel lipoproteïnen (High Density Lipoproteins) verkleinen de kans op aderverkalking
- Blaasjes gemaakt met weinig lipoproteïnen (Low Density Lipoproteins) vergroten de kans op aderverkalking

Slide 38 - Slide

Vertering van DNA en RNA

Ja, dat eet je ook en verteer je dus ook.

Eindproducten van vertering: 
losse stikstofbasen, fosfaten en suikers.



Slide 39 - Slide

Welk enzym heb je nodig om DNA te verteren tot nucleotiden? 82 E.
A
nucleasen
B
nucleosidase
C
nucleotidase
D
DNAse

Slide 40 - Quiz

Nog een paar vragen om te checken...

Slide 41 - Slide

Eiwitten zijn:
A
Brandstoffen
B
Bouwstoffen
C
Brandstoffen en bouwstoffen
D
aminozuren

Slide 42 - Quiz

Kun je van niet-essentiële aminozuren essentiële aminozuren maken?
A
ja
B
nee

Slide 43 - Quiz

Als ik een vetmolecuul volledig verteer, hoeveel moleculen hou ik dan over?
A
1
B
2
C
4
D
meer dan 4

Slide 44 - Quiz

Onverzadigde vetten:
A
Hebben dubbele bindingen, zijn gezond
B
Hebben dubbele bindingen, zijn ongezond
C
Geen dubbele bindingen, zijn gezond
D
Geen dubbele bindingen, zijn ongezond

Slide 45 - Quiz

Chylomicronen:
A
transportblaasjes voor vet
B
transportblaasjes voor aminozuren
C
geëmulgeerde vetten
D
micellen

Slide 46 - Quiz

Laatste: Welke van de twee is gezond?
A
cholesterol in HDL-blaasjes
B
cholesterol in LDL-blaasjes

Slide 47 - Quiz