WEEK 11 (47) 2022 KLAS 4 Samenvattingsvragen

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 51
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Slide


  • jas uit, pet/muts af
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • laptop/boek/schrift/pen op tafel

Slide 2 - Slide

Was machen diese Stunde?
We gaan een oefententamen Schrijfvaardigheid maken!

Slide 3 - Slide

Lernziele:
  • du kennst viele deutsche Signalwörter
  • du bist imstande Signalwörter in einem Text zu erkennen

Slide 4 - Slide

aber zuerst...
Hören und sehen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Video

Wat doet een signaalwoord?
Een signaalwoord zorgt voor verbanden tussen zinnen of alinea's.

Ook de verbanden binnen zinnen herken je door signaalwoorden. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

waarom zijn  signaal woorden zo belangrijk?
signaalwoorden leggen verband tussen zinnen, zinsdelen en alinea's
verbanden helpen je de tekst beter te begrijpen
als je de tekst beter begrijpt, kun je de vragen beter beantwoorden

Slide 11 - Slide

Signalwörter in Kategorien

Slide 12 - Slide

Theorie signaalwoorden

  • Signaalwoorden geven verbanden aan 
  • Signaalwoorden hebben een functie
  1. Opsomming
  2. Benadrukking
  3. Bevestiging
  4. Conclusie
  5. Tegenstelling
  6. Gevolg
  7. Reden/oorzaak 
  8. Tijd
  9. Voorbeeld geven
  10. Voorwaarde


Slide 13 - Slide

Voorbeelden van signaalwoorden
tegenstelling

aber
dagegen
doch
obwohl
sondern
statt
trotz(dem)
während
im Gegensatz zu
einerseits - andererseits
opsomming

auch
und
außerdem
dann
erstens...zweitens...
nicht nur ... 
          sondern auch
sowie
dubbele punt (:)


reden/oorzaak

darum
deshalb
also
dadurch
deswegen
nämlich
weil
also
dubbele punt (:)
Tijd

als
bevor
damals
danach
früher
jetzt
heute
immer
wann
wenn
seit
Benadrukking

besonders
selbst
sogar
vor allem

Bevestiging

natürlich'
klar
tatsächlich
wirklich

Slide 14 - Slide

also
damit
deshalb
auch
dagegen
sogar
ook
zelfs
zodat
daarom
dus
daarentegen

Slide 15 - Drag question

weil
und
aber
während
nicht / sondern
also
nur
deshalb
zum Beispiel
Ich kann nicht kommen, ....... ich krank bin.
Ich habe einen Hund .... eine Katze.
Ich habe keine Zeit, .... ich werde dir trotzdem helfen.
Wir haben alle Hunger, .... Peter nicht.
Er hat Chips gegessen ...... der Deutschstunde.
Ich bin ...... böse ....... enttäuscht.
Mein Fahrrad is kaputt, .... muss ich mit dem Bus fahren.
Ich mache gerne Sport, ..... Hcokey, Fußball und schwimmen.
Es regnet, ..... bleibe ich zu Hause.

Slide 16 - Drag question

Ich habe statt das Auto, doch ein Fahrrad gekauft.
doch = ...
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 17 - Quiz

Ich habe Englisch, und sogar Deutsch!!!
sogar = .........
A
gevolg/conclusie
B
vergelijking
C
versterking
D
tegenstelling

Slide 18 - Quiz

Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt en hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers.
Marktplaats heeft de verkoper inmiddels geblokkeerd, maar de nepsite is nog in de lucht.
De fraudeurs adverteren met flinke kortingen op telefoons. Te mooi om waar te zijn, want op het moment dat mensen bestellen, kunnen zij alleen betalen via een bankoverschrijving naar een Nederlandse ING-rekening. 
Op Marktplaats verschenen vanmorgen in korte tijd tienduizenden advertenties van de nepsite. Zo werd een iPhone 6 aangeboden voor 400 euro, in plaats van de gebruikelijke 600 tot 700 euro.
opsomming
Tegenstelling
Reden
Tegenstelling

Slide 19 - Drag question

Ich gehe ins Kino, denn ich finde das toll!
denn = .......
A
reden/verklaring
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
voorbeeld geven

Slide 20 - Quiz

In Utrecht ist viel zu tun, es gibt zum Beispiel viele verschiedene Museen.
zum Beispiel = ....
A
voorbeeld geven
B
vergelijking
C
reden/verklaring
D
uitbreiding/opsomming

Slide 21 - Quiz

Es ist verboten zu rauchen im Krankenhaus, auch auf dem Schulhof darf nicht mehr geraucht werden.
auch= ....
A
conclusie
B
hoeveelheid
C
voorbeeld
D
uitbreiding/opsomming

Slide 22 - Quiz

Bisher hat mein Bruder immer gearbeitet.
Bisher =
A
benadrukking
B
conclusie
C
tegenstelling
D
tijd

Slide 23 - Quiz

Es gibt Leute die viel verdienen, aber manche verdienen wenig
aber =
A
conclusie
B
opsomming
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 24 - Quiz

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     Noteer de signaalwoorden in de tekst 17 op pag. 97 en geef het verband aan
Wie?      in tweetallen; je markeert de signaalwoorden (zie lijst in je handout); Noteer
                welk verband het signaalwoord legt. 
Hilfe?    Ik loop rond
Zeit?      15 Minuten
Fertig? Ga Slim Stampen: examenwoordenschat 






Slide 25 - Slide

Pause

Slide 26 - Slide

Hallo
Stunde 2

Slide 27 - Slide

An die Arbeit!
An die Arbeit: 

Was?  Hören und Sehen: Eindexamensite
Wie?   selbstständig
Hilfe?  Keine
Zeit?   40 Minuten
Fertig? Slim stampen Examenwoordenschat




Slide 28 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 29 - Slide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 30 - Slide

aber zuerst...
Hören und sehen

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Was machen diese Stunde?
  • Schreiben; deine Meinung geben

Slide 33 - Slide

Lernziele:

- Du bist imstande deine geschriebene Meinung zu äußern

Slide 34 - Slide

An die Arbeit!
An die Arbeit: 

Was?  deine Meinung geben: Aufgabe 32, 33, 34 und 35 
            auf Seiten 196-199
Wie?   selbstständig
Hilfe?  ein Wörterbuch
Zeit?   25 Minuten
Fertig? Slim stampen Examenwoordenschat




Slide 35 - Slide

Heb ik de leerdoelen behaald?
  • kan ik het verschil tussen weil en denn uitleggen en ben ik in staat om met deze woorden een zin te maken?
  • kan ik het verschil tussen das en dass uitleggen en kan ik deze woorden gebruiken in een zin?
  • kan ik het verschil tussen ob en oder uitleggen en kan ik deze woorden gebruiken in een zin?

Slide 36 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 37 - Slide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 38 - Slide


  • jas uit, pet/muts af
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • laptop/boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 39 - Slide

Was machen diese Stunde?
  • Lesefertigkeit

Slide 40 - Slide

Lernziele:

- Je kunt uitleggen wat een samenvattingsvraag is;
- Je kunt de strategie globaal lezen toepassen;
- Je kunt de strategie nauwkeurig lezen toepassen.

Slide 41 - Slide

aber zuerst...
Hören und sehen

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link


Wat is een samenvattingsvraag?

en 

Hoe moet je deze gaan beantwoorden? 

Slide 44 - Slide


 moet je...
emeen:
orienterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
woordenboek gebruiken
Een samenvattingsvraag...

... is een meerkeuzevraag;
... gaat om de samenvatting van een alinea;
... wordt in het Duits gesteld;
... vraagt naar de juiste titel of de kern van de alinea;

Je moet eerst globaal en daarna nauwkeurig lezen!

Slide 45 - Slide

Globaal lezen
- alleen de belangrijkste informatie uit de tekst halen
- Je hoeft niet elk woord te begrijpen
- het gaat om de grote lijnen
- in de eerste en laatste zin van een alinea staat vaak de belangrijkste informatie (= ELZA)!!!


Slide 46 - Slide

Nauwkeurig lezen
Je probeert iedere zin van de passage te begrijpen
Je hebt hierbij soms een woordenboek nodig!

Slide 47 - Slide

An die Arbeit!
An die Arbeit: 

Was?   Mache Aufgaben 15 en 16 (Seite 94-96) 
Wie?   selbstständig, im Buch
Hilfe?  ein Wörterbuch
Zeit?    25 Minuten
Fertig? wir besprechen die Antworte zusammen




timer
25:00

Slide 48 - Slide

An die Arbeit!
An die Arbeit: 

Was?   Mache Aufgaben 17 en 18  (Seite 96-98) 
Wie?   selbstständig, im Buch
Hilfe?  ein Wörterbuch
Zeit?    25 Minuten
Fertig? wir besprechen die Antworte zusammen




timer
25:00

Slide 49 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 50 - Slide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 51 - Slide