RIJPRO 01

Wat is een basisvereiste om te kunnen voldoen aan anticiperend rijgedrag?
A
Op een zodanige manier rijden dat het brandstofverbruik zo laag mogelijk wordt gehouden.
B
Het voertuig zoveel mogelijk rollend houden.
C
Het in stand houden van een goed ruimtekussen.
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Wat is een basisvereiste om te kunnen voldoen aan anticiperend rijgedrag?
A
Op een zodanige manier rijden dat het brandstofverbruik zo laag mogelijk wordt gehouden.
B
Het voertuig zoveel mogelijk rollend houden.
C
Het in stand houden van een goed ruimtekussen.

Slide 1 - Quiz

U wilt vanaf de kant van de rijbaan wegrijden. Een tegenligger nadert op deze smalle weg. Wat is volgens de rijprocedure B het gewenste gedrag?

A
U hoeft deze tegenligger niet voor te laten gaan, omdat hij u niet van achteren nadert.
B
U moet deze tegenligger voor laten gaan.
C
U hoeft deze tegenligger niet voor te laten gaan, want deze nadert uit tegengestelde richting.

Slide 2 - Quiz

In welke van de onderstaande situaties moeten volgens de rijprocedure B knipperende waarschuwingslichten worden gevoerd?

A
Als het voertuig staat geparkeerd op een plaats waar een stilstaan verbod geldt.
B
Bij slepen binnen de bebouwde kom.
C
Bij filevorming.

Slide 3 - Quiz

Een bestuurder van een personenauto rijdt weg na een stop in het verkeer. Waarmee moet hij volgens de rijprocedure B rekening houden?

A
Dat hij zijn snelheid zoveel mogelijk aan het overige verkeer aanpast.
B
Dat hij de maximaal toegestane snelheid zo snel mogelijk bereikt.
C
Dat hij de richtingaanwijzer op juiste wijze gebruikt.

Slide 4 - Quiz

Voor welke “meer kwetsbare weggebruikers” vraagt de rijprocedure B speciale aandacht?

A
Kinderen en bejaarden.
B
Onzekere of weifelende weggebruikers.
C
Voetgangers en gehandicapten op het trottoir of voetpad.

Slide 5 - Quiz

Wat is volgens de rijprocedure B noodzakelijk voor een goede beoordeling van een bocht?

A
Dat het bochtverloop goed en tijdig wordt ingeschat.
B
Dat de bocht zoveel mogelijk links wordt genaderd.
C
Dat er voldoende rijzicht is om de toestand van het wegdek te kunnen beoordelen.

Slide 6 - Quiz

Volgens de rijprocedure B moet een bestuurder streven naar energiezuinig rijgedrag. Welke van de volgende handelingswijzen draagt hieraan bij?

A
In een zo laag mogelijke versnelling rijden.
B
Zorgen voor een goede ritvoorbereiding.
C
Zo geleidelijk mogelijk de gewenste snelheid bereiken.

Slide 7 - Quiz

Een bestuurder laat een automobilist voorgaan die door de drukte geen kans krijgt om in te voegen. Hoe noemt men dit gedrag?

A
Defensief verkeersgedrag.
B
Offensief verkeersgedrag.
C
Sociaal verkeersgedrag.

Slide 8 - Quiz

Wanneer is er sprake van een goede stuurhouding?
A
Als de armen onder een hoek van 90 graden gebogen zijn.
B
Als de handen aan de buitenkant van het stuurwiel zijn geplaatst.
C
Als de duimen op het stuur rusten.

Slide 9 - Quiz

Wanneer moet u volgens de rijprocedure B uw snelheid verhogen bij het berijden van een onoverzichtelijke bocht?

A
Op het moment dat de bocht geheel te overzien is.
B
Als er sprake is van een “nabocht”.
C
Bij het uitkomen van de bocht.

Slide 10 - Quiz

Waardoor kenmerkt zich sociaal rijgedrag?
A
Door het respecteren van het belang van andere weggebruikers.
B
Door het bewustzijn dat andere mensen fouten kunnen maken.
C
Doordat alle handelingen beheerst worden uitgevoerd.

Slide 11 - Quiz

In welk van de onderstaande voorbeelden moet volgens de rijprocedure B de tussenafstand altijd worden vergroot?

A
Bij het rijden in file.
B
Bij het rijden achter een ‘ondoorzichtige’ voorligger.
C
Bij het rijden met hogere snelheden.

Slide 12 - Quiz

Door inhalen kan een inhalend voertuig gevaar of hinder veroorzaken voor tegemoetkomend verkeer. Hoe kan de bestuurder van het voertuig dat ingehaald wordt dit in de meeste gevallen voorkomen?

A
Door snelheid te verminderen.
B
Door snelheid te verhogen.
C
Door de inhaler te waarschuwen met een signaal.

Slide 13 - Quiz

Wat wordt in de rijprocedure B, onder optimale omstandigheden, als uitgangspunt voor het houden van voldoende afstand aangehouden?
A
De bestuurder moet onder alle omstandigheden een uitwijkmanoeuvre kunnen uitvoeren.
B
Een zodanige afstand dat het rijzicht voldoende is.
C
De “tweesecondenregel”.

Slide 14 - Quiz

Volgens de rijprocedure B bepalen een drietal factoren de grootte van de middelpuntvliedende kracht. Welke van de onderstaande factoren heeft de grootste invloed?
A
De straal van de bocht.
B
De massa van het voertuig.
C
De rijsnelheid.

Slide 15 - Quiz