Zomerschool herhaling zinsdelen en werkwoordspelling.

Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm
De vorm van het werkwoord dat verandert als de tijd van de zin verandert óf als het getal van het onderwerp verandert.

Slide 2 - Slide

Ik sta in de regen
Ik stond in de regen (tijd verandert)
Wij staan in de regen (getal verandert)

Slide 3 - Slide

Onderwerp
Dit hoort altijd bij de persoonsvorm.
Wie of wat + persoonsvorm= onderwerp
LET OP:
Kijk of het logisch is!
Kijk of het verandert als het getal van de pv verandert.

Slide 4 - Slide

Kijk of het logisch is:
's Ochtends loopt de man naar zijn werk.
Een paard tekent die man.

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide

werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin.
LET OP:
gedeelde werkwoorden (ik sta op, hij doet voor)
ook het woordje 'te' (wat sta jij te doen)
persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Slide

Lijdend voorwerp

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp
Iemand overkomt iets, of iemand maakt iets mee.

Hij gooit de bal

Slide 9 - Slide

Lijdend voorwerp
Denk logisch na! Aan de persoonsvorm zie je al of er een lijdend voorwerp moet zijn!
Maken, krijgen, vinden, bekijken, vieren, opzoeken, bespreken, vertellen, enz.

Slide 10 - Slide

Vind je dit lastig? Ga oefenen!
Gaat dit goed? Blijf meedoen met de les.

Slide 11 - Slide

werkwoordspelling
Maak oefenopgaven, we bespreken ze straks samen.
Hoofdstuk 3, opgave 3 & 4 blz 85 (persoonsvorm)

Hoofdstuk 4, opgave 2 en 5 blz 111 (voltooid deelwoord)

Slide 12 - Slide

Weet je het nog?
Persoonsvorm tegenwoordige tijd: SMURFEN
Persoonsvorm verleden tijd: 
  1. zoek de stam
  2. kijk naar 't ex-kofschip
  3. +te of +de

Slide 13 - Slide