B1 - Periode 3 - H1 Les 4 - GSE (2022-2023)

Bienvenidos
Meld je aan bij Lessonup met de lessonup klascode. 
(het linkje staat op magister 24/27 januari 2023)
Les 4: B1d op 14-2-2023, B1f op 24-2-2023

1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenidos
Meld je aan bij Lessonup met de lessonup klascode. 
(het linkje staat op magister 24/27 januari 2023)
Les 4: B1d op 14-2-2023, B1f op 24-2-2023

Slide 1 - Slide

Reglas
1. spullen en huiswerk in orde
2. vragen? hand opsteken
3. als docent spreekt, ben je stil
4. binnen? op je eigen plaats zitten en spullen gereed
5. respecteer elkaar, en zit niet aan elkaars spullen
6. Telefoons in de telefoontas aan de muur,  
opgeladen laptop in je rugzak

Slide 2 - Slide

Al final de la clase: 
- ken je alle getallen t/m 20 uit je hoofd
- ken je het werkwoord 'tener'
- heb je het werkwoord ' ser' herhaald
- weet je een aantal nationaliteiten in het Spaans + kun je dit toepassen. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

El programa 
  • B1f: regels (mentor)
  • Info + Corregir los deberes
                           Voc. p. 19-20 oef 2
  • Los números (10m) 
                           Voc. p.12 oef 19
  • Nacionalidades  (15m)
                          (WB p.6 oef 4 + TB p.22 oef 4)
    • Deberes

    Slide 5 - Slide

    B1f
    Opgesteld door B1f met mentor, feb 2023:
    • Bij binnenkomst: op je eigen plek zitten, boeken op tafel, laptops dichtlaten, geen oortjes in.
    • Jassen niet aan in het lokaal
    • Boeken heb je bij je en ga je niet ophalen uit je kluisje. Dit regel je in de pauzes.
    • Flesje water vul je niet in de les. Dit regel je in de pauzes.
    • WC-gebruik. In pauzes of tijdens leswissel. In uiterste nood kan docent dit toestaan in de les.
    • Huiswerk is gemaakt, boeken heb je bij je en laptop is opgeladen. 
    • Geen telefoon in de les (telefoontas)
    • Op tijd komen.

    Slide 6 - Slide

    10 min - Corregir los deberes
    leren:
    gram nr. 7 + nr. 25;
    vocab. 1.2 (op pagina 2) + frases clave zin 1-6 (op pagina 5)
     
    maken:
    voc. p.14 oefening 25 + p.19 oefening 1a  (linkje naar boekje voc.)
    voc. p.16 oefening 2ab
    voc. p.10 oef 12d




    Slide 7 - Slide

    El verbo ‘tener’ (= hebben)
    1. ESCUCHAR: Youtube canción ‘tener’
    2. ESTUDIAR: Gram. nr. 26 (in het grammaticaboekje)
    3. HACER:  Voc. p. 19-20 oef 2a (+2b)


    Klaar? Dan doe je:
    • oefenen met ’ser’ in voc. p.19 oef 1b
    • oefenen met ’persoonlijk voornaamwoord’ in voc. p.17 oef 3ab

    Slide 8 - Slide

    LOS NÚMEROS
    ESTUDIAR: los números 1-20, TB p.23

    ESCUCHAR: Voc. p.12 oef 19 (a) b c 
    HACER: Voc. p.12 oef 19def 
    H1 voc. p.12 oef 19b
    H1 voc. p.12 oef 19a
    H1 voc. p.12 oef 19c

    Slide 9 - Slide

    La nacionalidad
    Landen schrijf je met een hoofdletter: Holanda, España.
    Talen met een kleine letter: el holandés, el español (het Nederlands, het Spaans).
    De nationaliteit kan mannelijk of vrouwelijk worden gebruikt: 
    la chica holandesa, el chico holandés

    ESTUDIAR: gram. nr. 13 
    HACER: 
    • TB p.22 oef 4 Quién es quién (wie is wie)
    • Voc. p.11 oef 13 + 14b + 17 (hablas = jij spreekt)

    Klaar? Grijze WB p.6 oef 4, WB p.7 oef 6

    Slide 10 - Slide

    1. Wat heb je vandaag geleerd?
    2. Hoe heb je gewerkt?

    Slide 11 - Open question

    Los deberes

    B1f: Leren voor SO: 
    VOC 1.1 + 1.2 ; Pers. vnw. gram. nr. 7 ; Ser gram. nr. 25 ; Frases clave Voc. p.5 zin 1+2; Getallen 1-20 

    B1d (huiswerk voor 21 februari): 
    leren: het werkwoord TENER (gram. nr. 26) + Getallen 0-20 (TB Gente Joven p.23)
    afmaken:
    voc. p.11 oef 13 (nacion.); voc. p. 12 oef 19e (getallen); voc. p.19 oef 1ab (ser); p.19/20 oef 2ab (tener); Voc. p.17 oef 3 (pers. vnw.), TB GENTE JOVEN p.22 oef 4 

    Slide 12 - Slide

    La pronunciación: el acento
    El acento (de klemtoon)
    1. eindigt een woord op klinker, of n, of s, dan ......
    2. eindigt een woord op een andere letter, dan .....

    Wijkt de werkelijke uitspraak af, dan schrijf je een accent.
    Het accent geeft aan op welke lettergreep de klemtoon valt.
    • het accent staat altijd dezelfde kant op ‘ 
    •  ook op een vraagwoord schrijf je een accent. Voorbeeld ¿Cómo? = Hoe?

    REPASO: spreek de woorden van vocab. 1.1 uit en pas de uitspraakregels toe.

    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Video