klas 1 OOH, 3.4 grammatica, lijdend voorwerp

3.4 Het lijdend voorwerp
Stappenplan lijdend voorwerp
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.4 Het lijdend voorwerp
Stappenplan lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

lijdend voorwerp

Slide 3 - Slide

Stappenplan lijdend voorwerp
1
Onderstreep de pv.
Ik heb gisteren een cadeau aan mijn zusje gegeven.
2
Zet zinsdeelstrepen.
Ik | heb | gisteren | een cadeau | aan mijn zusje | gegeven.
3
Zet wg boven het werkwoordelijk gezegde (dus OOK boven de pv)
        wg                                                                                              wg
Ik | heb |  gisteren | een cadeau | aan mijn zusje | gegeven.
4
Vraag wie (of wat) + wg? Zet o boven het onderwerp.
 o    wg                                                                                            wg
Ik | heb | gisteren | een cadeau | aan mijn zusje | gegeven.
5
Vraag: wie (of wat) + wg + o ?   
Wat heb ik gegeven? -> een cadeau
6
Zet lv boven het lijdend voorwerp.
 o     wg                                     lv                                                     wg
Ik | heb | gisteren | een cadeau | aan mijn zusje | gegeven.

Slide 4 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?

De man geeft de jongen een hand.
A
de man
B
geeft
C
de jongen
D
een hand

Slide 5 - Quiz

Wat is het lv ?

Hij heeft het formulier verzonden.
A
hij
B
heeft verzonden
C
formulier
D
het formulier

Slide 6 - Quiz

Wat is het lv?

Volgende week gaan we naar Frankrijk.
A
volgende week
B
gaan
C
naar Frankrijk
D
er is geen lv

Slide 7 - Quiz

Wat is het lv?

Ik heb gisteren een lekkere pizza gebakken.
A
een lekkere pizza
B
heb gebakken
C
ik
D
gisteren

Slide 8 - Quiz

Wat is het lv?

De politie gaf de fietser een bekeuring.
A
gaf
B
De politie
C
de fietser
D
een bekeuring

Slide 9 - Quiz

Wat is het lv?

Op de markt heb ik een vette haring gekocht.
A
Op de markt
B
heb gekocht
C
ik
D
een vette haring

Slide 10 - Quiz

Wat is het lv?

Maartje heeft bij de Primark een jas gekocht.
A
een jas
B
Maartje
C
bij de Primark
D
heeft gekocht

Slide 11 - Quiz

Wat is het lv?

De vermiste parkiet Pietje is na drie dagen teruggevonden.
A
De vermiste parkiet Pietje
B
is teruggevonden
C
na drie dagen
D
geen lv

Slide 12 - Quiz

Bedenk zelf een zin met een lijdend voorwerp.

Geef aan welk deel het lv is.

Slide 13 - Open question

Dus... de stappen van zinsontleding

  • Persoonsvorm
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Zin in zinsdelen verdelen
  • Onderwerp
  • Lijdend voorwerp


Slide 14 - Slide

Aan de slag..
Maak van het onderdeel lijdend voorwerp alle opdrachten. Als je klaar bent, kijk je of de rest van de opdrachten die je voor hoofdstuk 3 moest maken al klaar zijn. Klaar? -> huiswerk voor een ander vak!

Leerdoel: ik kan een lijdend voorwerp in een zin vinden


Slide 15 - Slide