Spelling & woordenschat (obv Hoofdstuk 2, Nieuw Nederlands)

Spelling & woordenschat (HA2)
metafoor, personificatie, leenwoorden, Engelse werkwoorden
(bij: Nieuw Nederlands, Hoofdstuk 2)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Spelling & woordenschat (HA2)
metafoor, personificatie, leenwoorden, Engelse werkwoorden
(bij: Nieuw Nederlands, Hoofdstuk 2)

Slide 1 - Slide

Maak een korte zin met 'baard' als metafoor.

Slide 2 - Open question

Maak een korte zin waarin je 'onze sportvereniging' personificeert.

Slide 3 - Open question

Onze tuin snakt naar regen.
Is dit een metafoor, vergelijking of een voorbeeld van personificatie?
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
D
geen van alle

Slide 4 - Quiz

De leerling maakt zuchtend de rekentoets.
Is dit een metafoor, vergelijking of een voorbeeld van personificatie?
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
D
geen van alle

Slide 5 - Quiz

De tafel kreunt onder het gewicht van Hans.
Is dit een metafoor, vergelijking of een voorbeeld van personificatie?
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
D
geen van alle

Slide 6 - Quiz

Het spook van examens houdt mij wakker.
Is dit een metafoor, vergelijking of een voorbeeld van personificatie?
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
D
geen van alle

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'exploitatie'?
Ken je de aquabrowser al?
(zie bronnen: https://synoniemen.net)
A
verhuizing
B
benutting
C
gebruik
D
onderhandeling

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'lucratief'?

A
winstgevend
B
luxueus
C
armoedig
D
doorschijnend

Slide 9 - Quiz

Wie is Boyan Slat?

zie Hoofdstuk 2, woordenschat, opdracht 2A

A
bedenker van Tesla
B
uitvinder oceaanstofzuiger
C
astronaut die naar de planeet Mars wil
D
voetballer AC Milan

Slide 10 - Quiz

Wat bekent dit spreekwoord?
'Het mes snijdt aan twee kanten.'

zie Hoofdstuk 2, woordenschat, opdracht 3

A
het is van goede kwaliteit
B
hij is zowel voor als tegen dit voorstel
C
dit plan levert dubbel voordeel op
D
alles gaat op deze manier kapot

Slide 11 - Quiz

Hoofdstuk 2, Spelling
Leenwoorden uit andere talen
(video 'Leenwoorden')

Slide 12 - Slide

Hoe heet het accent op het Franse leenwoord enquête?

zie Hoofdstuk 2, spelling leenwoorden

A
accent aigu
B
accent grave
C
Frans accent
D
accent circonflexe

Slide 13 - Quiz

Hoe heet het accent op het Franse leenwoord crèche?

zie Hoofdstuk 2, spelling leenwoorden

A
accent aigu
B
accent grave
C
Frans accent
D
accent circonflexe

Slide 14 - Quiz

Welke spelling is correct?

zie Hoofdstuk 2, spelling leenwoorden

A
faillisement
B
faillicement
C
failissement
D
faillissement

Slide 15 - Quiz

Welke spelling is correct?

zie Hoofdstuk 2, spelling leenwoorden

A
discjockey
B
diskjockey
C
disk jockey
D
disk-jockey

Slide 16 - Quiz

Hoofdstuk 2, Spelling
Engelse werkwoorden
(video 'Engelse werkwoorden')

Slide 17 - Slide

werkwoordspelling
Bekijk eerst het schema werkwoordspelling
(zie opdracht 4, Hoofdstuk 1, Gebiedende wijs)

Slide 18 - Slide

Ontdek jij de fout?

Slide 19 - Slide

Welke spelling is correct?

zie Hoofdstuk 2, spelling Engelse werkwoorden

A
hij lunched om 13.00 uur
B
hij lunchd om 13.00 uur
C
hij luncht om 13.00 uur
D
hij lunsjt om 13.00 uur

Slide 20 - Quiz

Welke spelling is correct?

zie Hoofdstuk 2, spelling Engelse werkwoorden

A
gisteren breakdancete ik op het feest
B
gisteren breakdancte ik op het feest
C
gisteren breakdancede ik op het feest
D
gisteren breakdancde ik op het feest

Slide 21 - Quiz

Welke spelling is correct?

zie Hoofdstuk 2, spelling Engelse werkwoorden

A
Heb jij mij ge-appt?
B
Heb jij mij geappt?
C
Heb jij mij geapped?
D
Heb jij mij geapt?

Slide 22 - Quiz

www.beterspellen.nl

Slide 23 - Slide