Voorkennis

Hoofdstuk 4
Kracht
en 
beweging
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4
Kracht
en 
beweging

Slide 1 - Slide

Krachten kun je niet zien.

We merken alleen de gevolgen van een kracht.

Krachten kunnen een lichaam:


-  Op zijn plaats houden

-  Vervormen (plastisch of elastisch)

-  Versnellen of vertragen

-  Van bewegingsrichting veranderen

Slide 2 - Slide

Soort krachten:
 • Spierkracht
 • Veerkracht
 • Zwaartekracht
 • Magnetische kracht

  Het symbool voor de grootheid kracht is F     (Force)
  De eenheid van kracht is Newton (N)

Slide 3 - Slide

Spierkracht
Fs
Fz
Fn
Fv
Fsp
Kracht van een mens of dier
Duw - of trekkracht van een veer
Aantrekkingskracht van de aarde
Kracht van een ondersteunend oppervlak

Kracht in een touw of kabel 

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Video

Zwaartekracht  
Kracht
waarmee
de aarde
voorwerpen
aantrekt.

Slide 6 - Slide

Zwaartekracht
Aangrijpingspunt
De zwaartekracht
werkt vanuit het zwaartepunt.
Het zwaartepunt is dus het aangrijpingspunt van de zwaartekracht.

Slide 7 - Slide

Zwaartekracht

Slide 8 - Slide

Zwaartekracht
Richting
De zwaartekracht
werkt altijd richting het middelpunt van de aarde.
De vector tekenen we dus altijd loodrecht naar beneden.

Slide 9 - Slide

Zwaartekracht
Lengte
De lengte is afhankelijk van de grootte van de kracht.
De lengte wordt met behulp van een krachtenschaal
bepaald.

Slide 10 - Slide

Zwaartekracht

Slide 11 - Slide

Zwaartekracht Fz en Gewicht G
Zwaartekracht werkt op het 
voorwerp zelf in
Gewicht
werkt op de ondersteuning, 
bijv. een tafel, de grond of
een touw

Slide 12 - Slide

Veer- en zwaartekracht
Zwaarte- en normaalkracht

Slide 13 - Slide

De zwaartekracht

Maar als er geen ondersteunend vlak is: 


dan is de zwaartekracht de enige kracht die aan je trekt en ga je naar beneden.

Slide 14 - Slide

2 maal de zwaartekracht?
2 maal de uitrekking!
of m/s2

Slide 15 - Slide

Als een voorwerp 5 kg weegt, hoe groot is dan de zwaartekracht?
A
49N
B
5kg
C
49kg
D
5N

Slide 16 - Quiz

Als de zwaartekracht die werk op een voorwerp gelijk is aan 398N, hoe groot is dan de massa?
A
398kg
B
3904N
C
40,6kg
D
3904kg

Slide 17 - Quiz

Een voorwerp (m=10kg) valt naar beneden. Hoe groot is dan de zwaartekracht?
A
0N
B
10kg
C
98,1kg
D
98,1N

Slide 18 - Quiz

Bij dezelfde val (voorwerp 10kg, zonder luchtwrijving) hoe groot is dan het gewicht?
A
10kg
B
98,1N
C
1,02N
D
0N

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Omrekenen km/h naar m/s

Slide 24 - Slide

50 km/h is gelijk aan:
A
180 m/s
B
13,9 m/s
C
50000 m/s

Slide 25 - Quiz

24 m/s is gelijk aan
A
6,7 km/h
B
86,4 km/h
C
0,024 km/h

Slide 26 - Quiz

Als je het lastig vindt, bereken dan zelf: 
100 km/h = .........m/s
120 km/h = ........ m/s
13 m/s = ......... km/h
340 m/s = ....... km/h

Antwoorden op volgende slide

Slide 27 - Slide

Antwoorden
100 km/h = 100/3,6 = 27,8 m/s
120 km/h = 120/3,6 = 33,3 m/s
13 m/s = 13 * 3,6 = 46,8  km/h
340 m/s = 340 * 3,6 = 1224 km/h

Slide 28 - Slide

Voorbeeldsom
s= 12 km; t = 0,8 h; bereken v in m/s 

1. Eerst omrekenen
s = 12 km = 12000 m
t = 0,8 h = 0,8 * 60 * 60 = 2880 s
2. Noteer formule en ga daarna invullen
v = s / t = 12000/2880 = 4,2 m/s

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Een fietsen doet 17 km in 1,2 uur. Wat is zijn snelheid in km/h
A
20,4 km/h
B
14,2 km/h

Slide 31 - Quiz

Een balletje rolt 100 meter in 30 s. Wat is zijn snelheid?
A
3,33 m/s
B
3000 m/s
C
12 km/h
D
12 m/s

Slide 32 - Quiz

De snelheid van een auto is 100 km/h. Hij rijdt gedurende 10 minuten. Hoeveel meter heeft hij afgelegd?
A
16666m
B
1000m
C
60000m
D
10 km

Slide 33 - Quiz

Een fietser rijdt gedurende 15 km 25 km/h. Hoeveel tijd heeft hij erover gedaan? 0,6
A
0,6 h
B
2160s
C
375 s
D
6000s

Slide 34 - Quiz

Als je dit nog lastig vindt: maak dan deze opgaven.
1. t=15s; s=80m; v=...m/s
2. t=80min; v=25 km/h; s=....m
3. v=30m/s; t=15min; s=......m

Uitwerkingen die volgende slide

Slide 35 - Slide

Uitwerkingen
1. t=15s; s=80m; v=....m/s
v=s/t=80m/15s=5,3 m/s
2. t=80min; v=25 km/h; s=....m
t=80min*60=4800s dus    v=25/3,6=6,94m/s
s=v.t=6,94.4800=33333m
3. v=30m/s; t=15min; s=......m
t=15.60=900s dus s=v.t=30.900=27000m

Slide 36 - Slide

Nu: start hfst 4
par 1 t/m 3

Slide 37 - Slide