les 1 week 4/10 klas 3 verbes faire, aller

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Jeudi le 7 octobre

Dans ce cours...

• herhalen ww -er
• Verbe faire
• Verbe aller
• leçon F (lire et écouter)

wordwall.net

Faire = maken/doen

je fais = ik maak/doe

tu fais = jij maakt/doet

il fait = hij maakt/doet

elle fait = zij maakt/doet

nous faisons = wij maken/doen

vous faites = jullie maken/doen, u maakt/doet

ils/elles font = zij maken/doen

Nous ... du sport.

1. faites
2. faisons
3. font
4. fait

L'élève ... ses devoirs.

1. font
2. faisons
3. fais
4. fait

Tu ... du tennis?

1. fais
2. fait
3. faisons
4. faites

Ils ... la cuisine.

1. fais
2. faisons
3. faites
4. font

Vous ... du hockey?

Mes amis ... du foot.

Elle ... de la danse.

Aller = gaan

je vais = ik ga

tu vas = jij gaat

il va = hij gaat

elle va = zij gaat

nous allons = wij gaan

vous allez = jullie gaan, u gaat

ils/elles vont = zij gaan

Il ... au collège.

1. vais
2. vas
3. va
4. vont

Vous ... au cinéma.

1. va
2. vont
3. allons
4. allez

Mes frères ... faire du foot.

1. vont
2. vais
3. va
4. allons

Je ... chez mes grands-parents.

1. va
2. vas
3. vont
4. vais

Nous ... en vacances.

Wordwall

Op de volgende dia staat een link naar een spelletje op Wordwall. Doe het spelletje een keer!

• Whack-a-mole: Verbes faire, aller
• Klaar? maak in je werkboek opdracht 22 van les F (blz 22), doe je chromebook dicht

wordwall.net

à faire

22 af?

Ga nu in stilte de werkwoorden en de woordjes leren (uit je boek of op quizlet/wrts/slim stampen)

• vocabulaire: ABF
• phrases clés D
• grammaire C
• werkwoorden op -er + être/avoir/aller/faire