Les 5: Differentiëren op organisatorisch en op leervoorstel niveau

Differentiëren op organisatorisch en op leervoorstel niveau



Maak gebruik van het boek: "De sportleider als lesgever" Hoofdstuk 5
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SportMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Differentiëren op organisatorisch en op leervoorstel niveau



Maak gebruik van het boek: "De sportleider als lesgever" Hoofdstuk 5

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Organiseren

De elementen tijd, ruimte, materiaal, de groep en jezelf als lesgever, in de les zodanig regelen, dat er een goedlopend geheel ontstaat

Slide 2 - Slide

Drie van deze elementen (deelnemers, materiaal en lesgever) samen zijn de opstelling. Organiseren gaat dan vooral over het komen tot, het aanpassen van en het veranderen van opstellingen. Het afbreken en opbergen van de materialen die je in je les gebruikt hebt, hoort ook bij het organiseren. Je moet als lesgever een les goed kunnen organiseren. Je moet de les kunnen starten, op gang houden en afsluiten. Het gaat erom dat je de les zo organiseert, dat je het lesdoel zo goed en zo veilig mogelijk bereikt.
Functies van organiseren

• een veilig verloop van de les
• een intensief verloop van de les
• een doelmatig verloop van de les

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Is dit veilig? 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Een slechte organisatie
kan leiden tot?

Slide 5 - Mind map

• ongelukken
• tijdverlies
• weinig resultaat
• weinig intensiteit
• onrust
• onzekerheid
• slechte concentratie
• weinig plezier
• het niet halen van je doelstelling

Veiligheid
  • Controleer de benodigde toestellen en materialen op veiligheid (plaats, bevestiging, hoogte, afstand ten opzichte van elkaar)
  • Controleer de toestellen of materialen niet alleen voor de les, maar ook tijdens de les
  • Overweeg het gebruik van matten in gevaarlijke situaties (springen, balanceren, duikelen)
  • Houd overzicht. Kies een positie van waaruit je de situatie goed kunt overzien
  • Verleen hulp of laat hulpverlenen waar dat nodig is
  • Zorg dat er veilig opgeruimd wordt. Schakel voldoende SB-deelnemers in. Maak een juiste inschatting van de zelfstandigheid en de mogelijkheden (kracht) om veilig op te ruimen (gebruik de 6 W's)

Slide 6 - Slide

Uiteraard is veiligheid tijdens je les heel belangrijk. Je wilt geen ongelukken in je les. In elke situatie die je schept, ben je verantwoordelijk voor de veiligheid van je SB-deelnemers. Je moet ervoor zorgen dat er geen blessures of ongelukken ontstaan door onzorgvuldigheid. Dit kan ontstaan door:
• geen of onjuiste hulp
• slechte landingsplaatsen
• gevaarlijke opstellingen van SB-deelnemers (bijvoorbeeld te weinig onderlinge afstand)
• gevaarlijke opstellingen van toestellen en materialen (bijvoorbeeld te dicht bij de muur)
• een chaotische organisatie
Helaas brengt deelname aan sport- en bewegingsactiviteiten het risico van een blessure. Daarom moet je EHBO kunnen verlenen en het weten waar de EHBO-spullen liggen. Dat de EHBO-doos voorhanden is en dat je weet wie je bij calamiteiten moet bellen, is ook organisatie. Veiligheidsmaatregelen. Het garanderen van de veiligheid van de SB-deelnemers is een belangrijke taak van de sport- en bewegingsleider.

Slide 7 - Video

https://www.youtube.com/watch?v=IjZNTyaUqbs

Een aantal filmpjes laten zien. Is dit goed georganiseerd? Gelet op materiaal? Gelet op veiligheid? etc. 
Intensief verloop van de les
Een goed georganiseerde les leidt tot een intensieve les, een les waarin de deelnemers veel bewegen. Door een goede organisatie kun je tijdens de les een bepaalde mate van intensiteit behalen

Slide 8 - Slide

Je bent altijd op zoek naar een optimale intensiteit. Meer doen, meer leren vraagt om het intensiveren van de les, zonder dat dit ten koste gaat van de veiligheid. Je probeert uiteindelijk de lestijd zo goed mogelijk te benutten. De beweegtijd moet optimaal zijn. Dit bereik je met een goede organisatie. Laat geen tijd verloren gaan door een slechte organisatie:
• Onnodig lang praten of te veel in één keer willen vertellen
• Omslachtige of traag verlopende veranderingen in materiaal of opstelling. Bijvoorbeeld door zelf met materiaal te gaan slepen, terwijl je dit ook door SB-deelnemers kan laten doen
• Te veel verschillende organisatievormen door elkaar gebruiken, bijvoorbeeld van werken in de lengte van de zaal naar de breedte en weer terug naar de lengte
• Te weinig oefensituaties en dus te weinig beurten
• Te grote groepen
• Vergeten materiaal op tijd klaar te zetten
• Te laat aanwezig zijn en te laat starten met de les
• Te lange wachttijden voor een toestel of een oefening
• Slechte overgangen van groepsgrootte, bijvoorbeeld van tweetallen naar drietallen en van drietallen later weer naar viertallen

Organisatie in het didactisch model + VID regel

Slide 9 - Slide

Bij elke les is het belangrijk je af te vragen of je organisatie wel veilig, intensief en doelmatig is. Dit heet ook wel de VID-regel. De organisatie van je les moet altijd aan deze regel voldoen.
Organisatiemomenten

Slide 10 - Slide

Deze organisatiemomenten zijn geen losse onderdelen, maar moeten goed op elkaar afgestemd zijn. Als alle organisatiemomenten goed op elkaar zijn afgestemd, zal een les vlot verlopen en ervaren de SB-deelnemers de les als prettig. Als een les niet vlot loopt, haken de SB-deelnemers af. Ze moeten te lang wachten, zijn te weinig actief en raken de concentratie en motivatie kwijt. Een goede afstemming van de organisatiemomenten kan dit voorkomen.
Opstellingen
Lees van hoofdstuk 5 organiseren paragraaf 4 opstellingen in je boek en beantwoord de volgende vragen. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Met betrekking tot de opstelling kun je drie belangrijke vaardigheden onderscheiden

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Waar betekenen de 6 W's?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Welke opstelling zie je hier?
A
Vrije opstelling
B
Frontrij opstelling
C
Kolomopstelling

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke organisatievormen ken je?

Slide 15 - Mind map

• Bewegingsbaan
• Stroomvorm
• Stationsvormen
• Homogene oefenstations
• Heterogene oefenstations
• Circuitvorm
• Hindernisbaan
• Parcours
• Speeltuin- of vrije vorm
• Vormen met tweetallen, drietallen, viertallen enz.
• Partijvormen

Opdracht 1
Je krijgt de opdracht om een les te geven in drie vakken:
1. Touwklimmen
2. Rollen op verhoogd vlak
3. Blokjesvoetbal
Als afsluiting doe je een trefbalspel. Bedenk een geschikte inleiding voor de les. Vul de kolom Organisatie in van het lesvoorbereidingsformulier.




























Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Differentiatie 
"proces waarbij iets zich in verschillende richtingen ontwikkelt"
"het werken op niveau"

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Om goed te kunnen differentiëren, is het belangrijk om de beginsituatie goed te analyseren. Het is belangrijk dat je het gemiddelde niveau van de SB-deelnemers goed inschat. Daarnaast is het belangrijk om zicht te hebben op de meest vaardige SB-deelnemers en op degenen die het minst vaardig zijn. Mocht iedereen ongeveer van gelijk niveau zijn, dan is differentiëren niet nodig. De beginsituatie vormt het uitgangspunt voor het al dan niet en juist toepassen van differentiatie.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Manieren om te differentiëren 

  1. Organisatorische differentiatie: je past de organisatie aan
  2. Inhoudelijke differentiatie: je past de bewegingsvormen aan

Slide 19 - Slide

Organisatorische differentiatie heeft te maken met het veranderen van de situatie, waardoor de SB-deelnemers op niveau kunnen werken. Zo kan het zijn dat een groepje oefent met passen naar de medespeler onder druk van een tegenstander en het andere groepje oefent dit met beschermd balbezit. Bij het aanleren van de koprol is een groepje op een schuin vlak aan het oefenen, terwijl de toppers een koprol op verhoogd vlak maken. Bij het balanceren kan de deelnemer oefenen op de bank, de omgekeerde bank en de evenwichtsbalk. Je maakt dus meerdere groepjes waardoor de SB-deelnemers op eigen niveau kunnen werken. Het organisatorisch differentiëren heet ook wel differentiëren op arrangementsniveau. Het arrangement is de SB-situatie zoals die door de lesgever ingericht is.
Een veelgebruikte werkwijze om te differentiëren is het werken met drie niveaugroepen. Voor iedere niveaugroep bedenk je een geschikte bewegingssituatie. Het werken in niveaugroepen is organisatorisch extra lastig. Je moet verschillende situaties goed in de gaten houden.

Organisatorische differentiatie 
  • Bij het spelen van overtalsituaties bij hockey: sommigen spelen 3-1, anderen nog 5-1 en een derde groepje 3-2
  • Bij het smashen bij volleybal: sommigen smashen over een laag gedeelte van het net, anderen over dameshoogte en weer anderen over herenhoogte (het net schuin ophangen)
  • Bij hurksprong over de kast: sommigen springen over kastbreedte, anderen over ene lagere kast en een ander groepje over kastlengte
  • Bij het maken van een koprol: de ene groep maakt de koprol op een recht vlak (mat), de anderen op een schuin vlak en weer anderen op een verhoogd vlak (kast)
  • Bij het doelen op een korf: de ene groep doelt op een hoge korf, de andere op een lage en de laatste doelt vanaf een grotere afstand


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Inhoudelijke differentiatie 
Het aanpassen van de bewegingsvorm
  • Bijvoorbeeld een gestrekte salto ipv een gehurkte salto
  • Schoolslag met keerpunt of zonder keerpunt
  • Het spelen van de bal met de andere hand/ander been etc

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

BHU-model
• Basisvormen: bewegingsvormen die het grootste deel van de groep kan uitvoeren. Dit zijn bewegingsvormen die gericht zijn op het gemiddelde niveau van de groep.
 
• Herhalingsvormen: eerder geoefende bewegingsvormen die een aantal SB-deelnemers moeten herhalen, omdat deze SB-deelnemers de betreffende bewegingsvormen nog niet beheersen. Dit zijn bewegingsvormen die gericht zijn op SB-deelnemers die onder het gemiddelde niveau blijven.

• Uitbreidingsvormen: bewegingsvormen die moeilijker zijn dan de basisvorm en die een uitbreiding vormen voor een aantal SB-deelnemers dat de basis al beheerst. Dit zijn bewegingsvormen die gericht zijn op SB-deelnemers die boven het gemiddelde niveau zitten.

Slide 22 - Slide

Voorbeeld:
Salto met minitrampoline
Dit voorbeeld gaat over de methodische opbouw van een salto met behulp van een minitrampoline, waarbij de lesgever gebruikmaakt van een combinatie van beide manieren van veranderen.
1. koprol voorwaarts vanuit stilstand met tweebenige afzet op schuin aflopend vlak, gebouwd van een kast, banken en twee valmatten
2. koprol voorwaarts vanuit stilstand met tweebenige afzet op een valmat op twee banken (= wijziging van …………………)
3. koprol voorwaarts vanuit aanloop met afzet van reuterplank, op uit drie delen bestaande kast (= wijziging van ………………………………….)
4. idem, nu op volledige kast (= wijziging van …………….)
5. rol voorwaarts vanuit aanloop met afzet op verhoogd vlak met afzet van minitrampoline (= wijziging van …………………………..)
6. idem, maar nu proberen wat hoger uit de trampoline te komen en minder lang de handen op de mat laten steunen (= wijziging van ……………………………….)
7. nu: zo hoog inzetten, dat de handen de mat niet meer raken (eventueel een kort tipmoment) (= wijziging van ……………………………………….).

De SB-deelnemers werken aan deze bewegingsvaardigheden:

• streksprong met behulp van de minitrampoline
• onderhandse techniek volleybal
• lay-up basketbal
• push bij hockey

Geef van de bewegingsvaardigheden steeds:
1. een basisvorm
2. een herhalingsvorm
3. een uitbreidingsvorm.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
Deze opdracht doe je in een groepje
a. Bespreek met elkaar wat jullie verstaan onder differentiëren
b. Geef voorbeelden van lessen of trainingen die je ooit gehad of gegeven hebt en waarin de lesgever differentieerde
c. Ga uit van je eigen sport en vertel je groepsgenoten op welke manier je binnen jouw sport kunt differentiëren

Slide 25 - Slide

This item has no instructions