La semaine 45 herh. avoir 2.4 et 2.5

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 1 - Slide

La semaine 45:                                                                                        
lundi mardi et mercredi, le huit, le neuf et le dix novembre

Deze week doen we:


 




Lundi: Herhalen 
Mardi: 2.4 ex. 9,10,11,12,13 
Mercredi: Ex. 14,15, apprendre 4 en 10

Slide 2 - Slide

Le but du cours: 
Objectif du cours:
Pouvoir utiliser le verbe: avoir

Slide 3 - Slide

Ken je het rijtje van "avoir" (met vertaling) ?
avoir...... avoir.......
       mmmm....

Slide 4 - Slide

le verbe avoir
j'
ai
tu
as
il / elle/ on
a
nous
avons
vous 
avez

ils / elles 
ont
ik
heb
jij
hebt
hij / zij / men
heeft
wij
hebben
jullie / u
hebben / heeft
zij [mmv / vmv]
hebben

Slide 5 - Slide


avoir
=
 hebben




il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
tu as
j'ai
wij hebben
zij hebben (ml&vr)
ik heb
jullie hebben & u heeft
jij hebt
hij/zij/men heeft (wij hebben)

Slide 6 - Drag question

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 7 - Drag question

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 8 - Drag question

ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft/
wij hebben
wij hebben
jullie hebben/ u heeft
zij hebben
(mnl mv)
zij hebben
(vrl mv)

Slide 9 - Drag question

Tu .... une soeur ?
A
ai
B
a
C
as
D
ont

Slide 10 - Quiz

Non, j'.... un frère
A
ai
B
a
C
as
D
ont

Slide 11 - Quiz

Il .... quinze ans
A
as
B
a
C
ai
D
avez

Slide 12 - Quiz

Nous ..... une voiture et un vélo
A
a
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 13 - Quiz

Ils / Elles .... une grand-mère super!
A
avons
B
a
C
ont
D
avez

Slide 14 - Quiz

Vous ..... une grande chambre?
A
ai
B
avez
C
avons
D
as

Slide 15 - Quiz

La ville .... beaucoup de magasins
A
avons
B
a
C
est
D
ont

Slide 16 - Quiz

Jaques et Françoise .... trois pommes
A
ai
B
a
C
avons
D
ont

Slide 17 - Quiz

Le chat ... mal à la patte
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 18 - Quiz

timer
1:30
Is het avoir of être?
Sleep de vervoegingen naar het juiste werkwoord.
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est

Slide 19 - Drag question

Dictee getallen.. 

Slide 20 - Slide

choisir: je mag nu zelf kiezen wat je gaat doen:
  • leren apprendre 1,2,3,10
  • verder werken, 
  • herhalen  

Slide 21 - Slide

Au  revoir

Slide 22 - Slide

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 23 - Slide

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag:  ex. 9,10,11,12,13

1. Herhalen en vragen/ questions?
2. doornemen apprendre 4
2. Samen ex. 12 en 13 
3. Zs: mk ex. 9,10,11,14
4. Devoirs: faire ex. 1.4: 9,10,11,12,13,14 

Slide 24 - Slide

Le but d'aujourd'hui: 
Aan het einde van de les kun je korte gesprekjes over familie en vrienden begrijpen.


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Alors maintenant au travail:
- samen ex. 12,13
- Zs mk ex. 9,10,11,13

timer
1:00

Slide 27 - Slide

Les devoirs: 
Apprendre 2,3 F/N et faire:ex 9,10,11,13

Slide 28 - Slide

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 29 - Slide

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag:  ex. 14,15 en apprendre 4 et 10

1. Herhalen en vragen/ questions?
2. Samen ex. 14 en 15
3. Options: - plannen huiswerk volgende week
                        - vragen stellen
                        - leren  
4. Devoirs: faire ex. 1.4:  14,15 ler. apprendre 1,2,3,4

Slide 30 - Slide

Le but d'aujourd'hui: 
Aan het einde van de les kun je korte gesprekjes over familie en vrienden begrijpen.


Slide 31 - Slide

Les devoirs: 
Apprendre 1,2,3,4 F/N et faire:ex 14,15

Slide 32 - Slide

Alors maintenant au travail:
- samen ex. 14,15
- Options:   - plannen huiswerk volgende week
                        - vragen stellen
                        - leren  

timer
1:00

Slide 33 - Slide