H-7 Paragraaf 1 Stofeigenschappen

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2,4

Hoofdstuk 1 Stoffen en Materialen

Par. 1.3 en 1.4 Dichtheid

En zinken, drijven, zweven

Aluminium

Elk blokje van één kubieke centimeter weegt 2,7 g

Glas

Elke kubieke centimeter weegt 2,5 gram

Lood

Elke kubieke centimeter weegt 11,3 gram

Hout

Elke kubieke centimeter weegt 0,7 gram

Stofeigenschappen die je kunt vinden in BINAS, tabel 15 en 16.

Bijvoorbeeld de dichtheid van stoffen.

Dichtheid is: de massa per kubieke centimeter.

Dichtheid

Voordat je de dichtheid kunt berekenen

 heb je twee gegevens nodig:

1  de massa

2  het volume

Massa

De massa bepaal je met een weegschaal.

Volume (I)

Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode

Volume (II)

In sommige gevallen kun je het volume ook anders bepalen.                        

                   volume =

 lengte x breedte x hoogte

Dichtheid

Dichtheid is een grootheid

èn stofeigenschap.

Eenheid is:

Of: 

Het geeft dus aan hoeveel een stof weegt per volume-eenheid

​cm​3​​​​g​​

​m​3​​​​kg​​

Dichtheid berekenen

De formule voor dichtheid is:

                                                 

Dichtheid=​volume​​massa​​

ρ=​V​​m​​

Rekenen aan dichtheid

= dichtheid in g/cm³ of kg/m³

^{m = massa in gram (g) of kilogram (kg)}

V = volume in cm³ of m³

ρ=​V​​m​​

ρ

Rekenen aan dichtheid

Je berekent de dichtheid met de volgende formule:

In formulevorm:

Dichtheid=​volume​​massa​​

ρ=​V​​m​​

Voorbeeld

Bereken de dichtheid van het blokje.

m = 324 g 

V = 4 x 3 x 10 = 120 cm3 

ρ = m:V = 324 : 120 = 2,70 g/cm3 

Dit is dus waarschijnlijk aluminium

Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid.
Weet je welke dat zijn?

1. lengte en breedte
2. massa en volume
3. massa en gewicht
4. massa en lengte

Hoe bereken je de dichtheid van een voorwerp?

1. dichtheid = massa x volume
2. dichtheid = massa : volume
3. dichtheid = volume : massa
4. dichtheid = eindstand - beginstand

Massa bepaal je met een..................... .

1. liniaal
2. geodriehoek
3. weegschaal
4. maatcilinder

Volume kun je bepalen met een................

1. liniaal
2. geodriehoek
3. weegschaal
4. maatcilinder

Hoe kunt je het volume van een rechthoekig voorwerp berekenen?

1. V = Πxr2
2. V = Πxr2 x h
3. V = l x b
4. V = l x b x h

Een steen wordt ondergedompeld in water.
Beginstand: 15 mL.
Eindstand: 24 mL
Wat is het volume van de steen?

1. 10 cm3
2. 14 cm3
3. 9 cm3
4. 11 cm3

De massa van een voorwerp is 10 g.
Het volume is 5 cm3.
Wat is de dichtheid?

1. 5 : 10 = 0,5 g/cm3
2. 10 : 5 = 2 g/cm3
3. 5 x 10 = 50 g/cm3

De massa van een voorwerp is 5 g.
Het volume is 10 cm3.
Wat is de dichtheid?

1. 5 : 10 = 0,5 g/cm3
2. 10 : 5 = 2 g/cm3
3. 5 x 10 = 50 g/cm3

Een gouden ketting heeft een massa van 35 g.
De dichtheid van goud is 19,3 g/cm3.
Bereken het volume.

1. 35 : 19,3 = 1,8 cm3
2. 19,3 : 35 = 0,55 cm3
3. 35 x 19,3 = 675,5 cm3

De dichtheid = 2,5 g/cm3.
Het volume = 4 cm3.
Bereken de massa.

1. 4 : 2,5 = 1,6 g
2. 2,5 : 4 = 0,625 g
3. 2,5 x 4 = 10 g

De massa = 15 g.
De dichtheid = 3 g/cm3
Bereken het volume.

1. 15 : 3 = 5 cm3
2. 3 : 15 = 0,2 cm3
3. 15 x 3 = 45 cm3

Zinken, zweven & drijven

Zinken

Als één stof een grotere dichtheid heeft dan de andere stof zal deze zinken in de andere stof

De lepels hebben een grotere dichtheid dan het water; zinken

Zweven

Als twee stoffen dezelfde dichtheid hebben "zweeft" een stof in de andere stof.

Vissen behouden dezelfde dichtheid van water (1.00 g/cm³) door middel van hun zwemblaas; ze zweven

Drijven

Als één stof een kleinere dichtheid heeft dan de andere stof blijft deze stof drijven

Het badeendje heeft een lagere dichtheid dan water: drijven

Waarom drijft ijs op water?

Leg uit waarom het ene blikje
cola zinkt en het andere drijft

Water heeft een dichtheid van 1,0 g/cm3. IJzer heeft een dichtheid van 7,8 g/cm3. Hierdoor zou ....

1. IJzer drijven
2. IJzer zweven
3. Ijzer zinken

Kwik is een metaal met een aantal bijzondere
eigenschappen. Het is het enige metaal dat bij
kamertemperatuur vloeibaar is. Bijna alles blijft drijven
op kwik. Vergelijk de dicht van de munt A met de
dichtheid van kwik.

1. de dichtheid van de munt is even groot als de dichtheid van kwik
2. de dichtheid van de munt is groter dan de dichtheid van kwik
3. De dichtheid van de munt is kleiner dan de dichtheid van kwik

Opdracht

Maak nu de vragen van par. 7.4 

vraag 1 t/m 9