Thema 2 - Organen en cellen

Thema 2
Organen en cellen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 2
Organen en cellen

Slide 1 - Slide

Basisstof 1
- Je kunt organen benoemen in een torso en in een dwarsdoorsnede van de romp
- Je kunt organen benoemen in orgaanstelsels van mensen en dieren

Slide 2 - Slide

Organen
  • Deel van een organisme dat een bepaalde taak uitvoert
  • Orgaanstelsel: groep organen die samenwerken aan dezelfde taak

Slide 3 - Slide

Basisstof 2
- Je kunt de bouw en functie van wortels, stengels en bladeren beschrijven
- Je kunt orgaanstelsels van planten noemen met hun functie

Slide 4 - Slide

Wortelstelsel
  • Water en mineralen opnemen uit de bodem
  • Plant stevig vastzetten in de grond
  • Reservestoffen opslaan

Slide 5 - Slide

Voedingsstoffen
  • Mineralen zijn voedingsstoffen voor een plant
  • Wortels bevatten reservestoffen

Slide 6 - Slide

Winter

Slide 7 - Slide

Stengels
  • Transport van stoffen en stevigheid geven aan plant
  • Houtachtige en kruidachtige stengels

Slide 8 - Slide

Bladeren
  • Hoofdnerf en zijnerven bestaan uit vaatbundels
  • Materiaal tussen de nerven heet bladmoes, hier vindt fotosynthese plaats

Slide 9 - Slide

Vaten
  • Transport van stoffen door de plant: water en mineralen van de wortels naar andere delen, glucose van bladeren naar andere delen
  • Vormen vaatbundels

Slide 10 - Slide

Basisstof 3
- Je weet dat een organisme bestaat uit cellen
- Je kunt weefsels van mensen en planten noemen met hun functie

Slide 11 - Slide

Cellen
  • Kleinste levende eenheden in het lichaam
  • Bouwstenen van elk organisme
  • Alleen zichtbaar onder microscoop

Slide 12 - Slide

Weefsel
  • Groep cellen met dezelfde vorm en functie
  • In veel weefsels tussencelstof

Slide 13 - Slide

Huidmondjes
  • In opperhuid van blad, vooral aan de onderkant
  • Opname koolstofdioxide en afgifte zuurstof
  • Verdamping water via huidmondjes

Slide 14 - Slide

Jaarringen
  • Cambium: laag cellen net onder schors, vormt nieuw hout
  • Lente licht, zomer donker
  • Oudste hout in midden

Slide 15 - Slide

Basisstof 4
- Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies
- Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies

Slide 16 - Slide

Benoem de type cel (letters) en de organellen (getallen). Schrijf bij de organellen ook de functie

Slide 17 - Slide

Antwoorden:
A. Dierlijke cel
B. Plantaardige cel

1. Celmembraan - een dun vliesje om het cytoplasma
2. Cytoplasma - dikke vloeistof die bestaat uit water met opgeloste stoffen
3. Celkern / kernplasma - bevat DNA, dat regelt wat er in de cel gebeurt
4. Kernmembraan - membraan om het kernplasma
5. Bladgroenkorrel - plastiden waar fotosynthese plaatsvindt
6. Vacuole - blaasje in plantaardige cellen dat gevuld is met vocht
7. Celwand - een stevig laagje om een plantaardige cel

Slide 18 - Slide

Dierlijke cellen
  • Celmembraan: dun vliesje dat inhoud cel scheidt van omgeving
  • Cytoplasma: water met opgeloste stoffen, waarin organellen zweven
  • Celkern: organel, regelcentrum van cel, bevat DNA
  • Kernmembraan: vliesje dat kernplasma in celkern houdt

Slide 19 - Slide

Plantaardige cel
  • Vacuole: blaasje met vocht (water en opgeloste stoffen, kleurstoffen)
  • Plastiden: organel, bladgroenkorrels,  kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
  • Celwand: stevig laagje om cel heen, is gemaakt van tussencelstof

Slide 20 - Slide

Plastiden
  • Bladgroenkorrels: hierdoor zijn planten groen, hier vindt fotosynthese plaats
  • Kleurstofkorrels: gele, oranje of rode kleur
  • Zetmeelkorrels: kleurloos, hier wordt zetmeel opgeslagen
  • Plastiden kunnen van een type in ander type veranderen

Slide 21 - Slide

Andere organellen (VG)
  • Sommige organellen niet zichtbaar onder lichtmicroscoop
  • Elektronenmicroscoop maakt mitochondriën en ribosomen zichtbaar
  • Mitochondriën: maken uit suikers energie voor cellen
  • Ribosomen: maken eiwitten in de cellen

Slide 22 - Slide

Leren onderzoeken 1 t/m 3
Microscopie

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Basisstof 5
- Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen
- Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven


Slide 25 - Slide

Maak met je groepje een tekening waarin je de begrippen celkern, chromosomen, DNA, gen, base en basenpaar uitlegt. Lever hier een foto in van je tekening.

Slide 26 - Open question

Celkern
  • DNA in celkern, code bestaat uit vier letters (A, T, C, G)
  • Een DNA streng rolt zich op en vormt een chromosoom, 46 chromosomen in elke celkern van onze lichaamscellen
  • Stukken DNA coderen voor een erfelijke eigenschap, dit wordt een gen genoemd

Slide 27 - Slide

Basisstof 6
- Je kunt beschrijven hoe een cel zich deelt
- Je kunt de kenmerken van stamcellen noemen

Slide 28 - Slide

Maak modellen van de celdeling, waarin je laat zien wat er met de chromosomen en de cel gebeurt voor, tijdens en na de celdeling. Geef aan wat de moedercel is en de dochtercellen zijn. Lever hier een foto in van je eindproduct.

Slide 29 - Open question

Celdeling
  • In 'moedercel' wordt DNA gekopieerd
  • DNA wordt verdeeld over twee helften, vormt twee celkernen
  • Cel deelt zich, er zijn nu twee 'dochtercellen'
  • Er vindt plasmagroei plaats
  • Één dochtercel gaat zich specialiseren, ander blijft stamcel

Slide 30 - Slide

Stamcel
  • Is nog niet gespecialiseerd
  • Kan zich delen en daarna specialiseren
  • Stamcel van embryo kan zich nog tot alles specialiseren, bij volwassenen alleen tot bepaalde type cellen
  • Stamceltherapie (VG)

Slide 31 - Slide

  • Organen, organenstelsels
  • Wortels, stengels, bladeren, vaten
  • Cellen, weefsels mensen en planten
  • Dierlijke en plantaardige cellen, celorganellen en functie
  • Lichaamscel, celkern, chromosomen, DNA, genen
  • Celdeling, moedercel en dochtercellen, stamcellen

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link