Hoofdstuk 09 - Kletsen

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Hoofdstuk 8 - De vervelende barbecueman

Lezen

Lees de tekst.

Ken je een woord niet? Zoek het op!

Zoek niet de hele zin op!

Probeer zelf te lezen, niet met Google Translate.

Schrijf nieuwe woorden op! 

Lees de tekst

Paul en Paula zijn weer thuis van het feest. Ze liggen in bed en kletsen samen. 'We hebben een leuk feest gehad,' zegt Paula. 'Ja', zegt Paul, 'ik heb lekker gegeten.' Paula lacht. 'En ik heb nog met Sabien gedanst,' zegt ze. 'Sabien en Jamar zijn heel aardig! Ik ben echt blij met onze buren.'

'Ik vind ze ook heel aardig,' zegt Paul. 'Maar Jamar doet soms een beetje vervelend. Hij weet alles beter.' Paula lacht. 'Je weet zelf ook altijd alles beter,' zegt ze. Nu lacht Paul ook. 'Dat is een heel klein beetje waar,' zegt hij. 

Welke zin klopt?

1. Paul en Paula zijn ontevreden
2. Paul en Paula zijn geïrriteerd
3. Paul en Paula zijn tevreden

Paul en Paula denken hetzelfde over hun buren

1. waar
2. niet waar

Waarom vindt Paul Jamar niet zo leuk?

1. Jamar is een betweter
2. Jamar is onaardig
3. Jamar kan niet goed dansen

Paula is het met Paul eens over Jamar

1. waar
2. niet waar

Paul en Jamar zijn allebei betweters

1. waar
2. niet waar

Lees de tekst

Een paar minuten zijn ze allebei stil. Dan zegt Paula: 'Jamar is een bijzondere naam, vind je niet? Het lijkt op het woord jammer.' Paul lacht. 'Je hoort het niet goed,' zegt hij. 'Wel waar!' zegt Paula. 'Luister maar: jammer, Jamar, jammer, Jamar. Ik hoor geen verschil!' Paul moet hard lachen. 

Dan zegt hij: 'Misschien kunnen wij ook een feest in tuin geven. Een feest voor ons nieuwe huis. Sabien en Jamar krijgen dan natuurlijk ook een uitnodiging. En jij kan Spaanse taartjes bakken, Is dat geen leuk idee?' Maar Paula geeft geen antwoord. Ze slaapt al. 

Waarom vindt Paula de naam Jamar bijzonder?

1. Het is geen Nederlandse naam
2. De naam lijkt op een Nederlands woord
3. Ze heeft de naam nog nooit gehoord

Paula hoort goed het verschil tussen Jamar en Jammer

1. waar
2. niet waar

Paul wil ook een feest geven

1. waar
2. niet waar

Waarom wil Paul een feest geven

1. Om Sabien en Jamar uit te nodigen
2. Om Spaanse taartjes te eten
3. Om het nieuwe huis te vieren

Paula vindt het geen leuk idee

1. waar
2. niet waar

Lees de tekst

De volgende morgen is Paul het eerst uit bed. Hij staat in de keuken en maakt het ontbijt. Buiten schijnt de zon en de temperatuur is al heerlijk. Hij doet de deur naar de tuin open. Lekker zomerweer, denkt hij. Paul zet het ontbijt op de tuintafel: warme broodjes uit de oven, sinaasappelsap, koffie en twee eitjes. Nu gaat hij onder aan de trap staan. 'Paula!' roept hij. 'Kom je uit bed? Ik heb een verrassing voor je!'

Het is mooi weer

1. waar
2. niet waar

Waar gaan Paul en Paula ontbijten?

1. Buiten in de tuin
2. Binnen aan tafel
3. Binnen bij de open deur

Welke verrassing heeft Paul voor Paula?

1. Een mooi cadeau
2. Een lekker ontbijt
3. Een nieuwe jurk

Wat maakt Paul voor het ontbijt?