Formatieve toets 5.1-5.3

Formatieve toets 5.1 t/m 5.3
40 minuten
24 vragen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
W&TMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formatieve toets 5.1 t/m 5.3
40 minuten
24 vragen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Hoe werkt een elektromotor?
Buitenkant = Permanente magneten zitten vast.
Binnenkant = Elektromagneet kan ronddraaien.

Op het juiste moment wordt de stroom omgedraaid, 
zodat de binnenkant blijft draaien.

Slide 3 - Slide

Elektromotor
Een elektromotor werkt dmv een permanente magneet  en een draaibare spoel. 

Hij zet elektrische energie om in bewegingsenergie. 

Slide 4 - Slide

Je fietst op een elektrische fiets. Wat is de krachtbron?
A
dat ben jij
B
de dynamo
C
de accu
D
jij en de accu

Slide 5 - Quiz

Een ander woord voor
overbrenging is:
A
translatie
B
transmissie
C
transactie
D
rotatie

Slide 6 - Quiz

Een ander woord voor ronddraaiende beweging is:
A
translatie
B
transmissie
C
transactie
D
rotatie

Slide 7 - Quiz

Ketting
Aandrijfwiel
Volgwiel

Slide 8 - Drag question

Waarmee kun je een directe overbrenging maken.
A
ketting
B
V-snaar
C
tandriem
D
tandwielen

Slide 9 - Quiz

Bij een groot aandrijfwiel en een klein volgwiel maak je een
A
versnelling
B
vertraging

Slide 10 - Quiz

een tandwiel met 15 tanden drijft een tandwiel aan met 30 tanden. De overbrengingsverhouding i is...
A
0,5
B
45
C
450
D
2

Slide 11 - Quiz

Wat is de overbrengings-
verhouding?
Aandrijfwiel
Volg
wiel
A
1:2
B
2:1
C
2
D
800

Slide 12 - Quiz

Als de overbrengingsverhouding 2:1 is hebben we te maken met een:
A
vertraging
B
versnelling

Slide 13 - Quiz

Magnetisch
Niet Magnetisch
Ijzer
Nikkel
Kobalt
Chroom
Aluminium

Slide 14 - Drag question

Een elektromotor zet elektrische energie om in een ronddraaiende beweging.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Twee gelijke polen in een magneet
A
stoten elkaar af
B
trekken elkaar aan

Slide 16 - Quiz

Alle krachtlijnen samen van een magneet noemen we
A
veldlijnen
B
magnetische krachtlijnen
C
permanente lijnen
D
magnetisch veld

Slide 17 - Quiz

De kracht van een permanente magneet ...
A
kan ik groter maken door een grotere stroom.
B
kan ik kleiner maken door een grotere stroom.
C
kan ik groter maken door meer windingen te gebruiken.
D
kan je niet veranderen.

Slide 18 - Quiz

Als er stroom door een spoel gaat, werkt de spoel als een magneet.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

In een elektromotor blijft de noordpool van de permanente magneet steeds noordpool.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

In welk apparaat wordt geen rotatie omgezet in translatie
A
kurkentrekker
B
autokrik
C
bankschroef
D
lippenstift

Slide 21 - Quiz

Zowel een krukas als een nokkenas zetten een rotatie om in een translatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

De lange strook tanden tussen de rails noem je een:
A
nok
B
krukas
C
nokkenas
D
tandheugel

Slide 23 - Quiz

De zuigers zijn gemonteerd aan de stang, krukschijf en krukas

A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat doet de nokkenas?
De nokkenas zorgt er voor dat ...
A
de inlaat- en de uitlaat-kleppen open- en dichtgaan
B
dat er regelmatig een vonk komt
C
dat de krukas door de zuiger in beweging wordt gebracht
D
dat de motor niet te heet wordt

Slide 25 - Quiz

De balk met tanden heet
A
nokkenwiel
B
tandheugel
C
rondsel
D
worm

Slide 26 - Quiz

Waarvoor zijn de vonken van de bougie nodig?
De bougie zorgt er voor dat....
A
het mengsel van benzinedamp en lucht in de cilinder kan stromen.
B
het mengsel van benzinedamp en lucht in de cilinder verbrand wordt.
C
dat de motor aanslaat.
D
de uitlaatgassen uit de cilinder kunnen stromen.

Slide 27 - Quiz

De beweging die de krukas maakt is een
A
correctie
B
rolatie
C
rotatie
D
translatie

Slide 28 - Quiz

Zijn er nog dingen onduidelijk?

Slide 29 - Open question