1T Herhaling werkwoordspelling

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Welkom
Ga rustig zitten volgens de plattegrond.  

Pak  je boek, schrift en pen. 
En log alvast in op deze LessonUP. 





timer
3:00

Slide 2 - Slide

Wat hebben we geleerd?
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt)
  • persoonsvorm verleden tijd (pv vt)
  • sterke en zwakke werkwoorden
  • het voltooid deelwoorden
  • onregelmatige werkwoorden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

'Ik weet hoe ik de persoonsvorm in een zin kan vinden.'
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 6 - Open question

Kies de persoonsvorm.

Via Thuisbezorgd.nl bestelde Pierre vier pizza's.
A
via
B
bestelde
C
Pierre
D
pizza's

Slide 7 - Quiz

Kies de persoonsvorm.

Fiets jij straks even langs de supermarkt?
A
Fiets
B
straks
C
langs
D
supermarkt

Slide 8 - Quiz

Sterke werkwoorden
Zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen in de  verleden tijd van klank.
 
lopen - liepen
zoeken - zochten
gaan - gingen
Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank.

hopen - hoopten
maken - maakten
bestellen - bestelden


Slide 9 - Slide

Sterk of zwak *werkwoord*?

Op TikTok *vond* ik allemaal dansfilmpjes van mijn buurjongen.
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 10 - Quiz

Sterk of zwak *werkwoord*?

Bijna niemand onder de 18 jaar *gebruikt* het platform Facebook.
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 11 - Quiz

Sterk of zwak *werkwoord*?

Ruby kijkt om twee uur 's nachts nog YouTube video's.

A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 12 - Quiz

In welke tijd staat de zin?
1) Kijk naar de tijd waarin de zin staat. Dit kun je zien aan woorden als vroeger, morgen, vorig jaar etc. 
Bepaal of je met de tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.) te maken hebt.

Slide 13 - Slide

Tegenwoordige of verleden tijd?

Hester ... (appen) gisteren foto's van haar pasgeboren broertje.
A
Tegenwoordige tijd (t.t.)
B
Verleden tijd (v.t.)

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
Hester ... (appen) gisteren foto's van haar pasgeboren broertje.

Slide 15 - Open question

Tegenwoordige of verleden tijd?

Morgen ... (vinden) de opening van dat nieuwe restaurant plaats.
A
Tegenwoordige tijd (t.t.)
B
Verleden tijd (v.t.)

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
Morgen ... (vinden) de opening van dat nieuwe restaurant plaats.

Slide 17 - Open question

Is het werkwoord een persoonsvorm, voltooid deelwoord of het hele werkwoord?
2) De volgende stap is het vinden van de persoonsvormDat doe je door de tijd van de zin aan te passen. Het werkwoord dat dan verandert, is de persoonsvorm. 
Je kunt ook de vraagproef gebruiken, maar deze is minder betrouwbaar. Is het werkwoord geen persoonsvorm, dan is het een voltooid deelwoord of het hele werkwoord.

Slide 18 - Slide

Stefan heeft contact *opgenomen*
met de filiaalmanager van de supermarkt.
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)

Slide 19 - Quiz

Mijn vriendin *gaat* binnenkort een marathon lopen.
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)

Slide 20 - Quiz

Zul je morgen je ov-kaart niet *vergeten* voor de excursie?
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)

Slide 21 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in de juiste tijd.

De politieagent ... (ontdekken, v.t.) een lichaam in de kelder.

Slide 22 - Open question

Noteer de persoonsvorm in de juiste tijd.

Mijn broer ... (lopen, v.t.) na zijn ongeluk op krukken.

Slide 23 - Open question

Leg uit waarom je in zin 1 het werkwoord met een -t schrijft en in zin 2 met een -d
1. Patrick bewaart zijn snoep in een broodtrommel.
2. Patrick heeft zijn snoep in een broodtrommel bewaard.

Slide 24 - Open question

Net even anders dan de rest van de werkwoorden

Slide 25 - Slide

Wat?
Cursus 7 werkwoordspelling: 
Maak de oefentoets 
Hoe?
Zelfstandig en in stilte. Muziek mag (met oordopjes).
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de theorie in je boek.
Tijd
Vijftien minuten.
Waarom?
Om te oefenen voor de toets van vrijdag. 
Klaar?
Leg je toets omgekeerd op tafel. Lees alvast de theorie van cursus 7 of oefen verder in de trainer.
Aan de slag 
timer
12:00

Slide 26 - Slide