This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
Wat is een dynamo?
A
Dat is een apparaat dat stroom opwekt bij beweging
B
Dat is een apparaat dat stroom omzet naar gas
C
Dat is een apparaat dat stroom kan omzetten naar Lucht
D
Dat is een apparaat voor je fietsbel
Slide 5 - Quiz
Op een fiets zit een dynamo. Wat doet de dynamo?
A
De dynamo slaat elektrische energie op.
B
De dynamo wekt elektrische energie op.
C
De dynamo wekt lichtenergie op.
D
De dynamo zorgt voor een stroomkring.
Slide 6 - Quiz
In een elektriciteitscentrale bevindt zich ook een (grote) dynamo. Wat is de naam voor deze dynamo ?
A
Turbine
B
Generator
C
Transformator
Slide 7 - Quiz
Uit welke onderdelen bestaat een dynamo?
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
Een elektromotor bestaat uit 2 magneten en een spoel. Dit heet ook wel de
A
Status en rotus
B
Stator en rotor
C
Stilstaant en draaiend
Slide 14 - Quiz
Op een elektromotor staat: 12 V/3A Hoe groot is het vermogen van de elektromotor?
A
0,25 W
B
4 W
C
15 W
D
36 W
Slide 15 - Quiz
Een elektromotor bestaat uit dezelfde onderdelen als een dynamo.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Hiernaast zijn een elektromotor en een dynamo afgebeeld. Geef aan welke van de volgende twee of ze waar of niet waar zijn. 1 Een elektromotor zet bewegingsenergie om in elektrische energie. 2 Een elektromotor neemt stroom.
A
1. waar
2. waar
B
1. waar
2. niet waar
C
1. niet waar
2. waar
D
1. niet waar
2. niet waar
Slide 17 - Quiz
De spanningsbron voor een elektromotor is een:
A
dynamo
B
batterij
C
accu
D
stopcontact
Slide 18 - Quiz
Als een elektromotor (48 V) op vol vermogen werkt, loopt er een stroom van 128 A. Bereken het vermogen van de elektromotor.
Slide 19 - Open question
Hoe kan je een elektromotor sneller laten draaien?