3.1 Ijs, water en waterdamp

IJs, Water en Waterdamp
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

IJs, Water en Waterdamp

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Aan het eind van de les
1.    Weet je in welke drie toestanden iedere stof kan voorkomen.
2.    Weet je wat het deeltjesmodel is.
3.    Weet je hoe moleculen zich bewegen in een vaste stof,
        vloeistof en gas.
4.     Weet je hoe kristallen ontstaan.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Regen is water in de...
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasvormige fase

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Hagel is water in de...
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasvormige fase

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Sneeuw is water in de...
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasvormige fase

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Mist is water in de...
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasvormige fase

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Aike zegt: “Mist bestaat uit waterdruppeltjes.”
Joyce zegt: “Mist bestaat uit waterdamp.”

Wie heeft gelijk?
A
ze hebben allebei gelijk
B
Aike heeft gelijk
C
Joyce heeft gelijk
D
ze hebben beide niet gelijk

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Corrine zegt: “Het wolkje dat je ziet als je uitademt bij koud weer, bestaat uit waterdamp.”
Robin zegt: “Het wolkje dat je ziet als je uitademt bij koud weer, bestaat uit waterdruppeltjes.”
Wie heeft gelijk?
A
geen van beide gelijk
B
Corrinne heeft gelijk
C
Robin heeft gelijk
D
Beide hebben gelijk

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

In een vaste stof staan de moleculen helemaal stil
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

In een vaste stof hebben de moleculen een eigen, vaste plaats.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Een vaste stof heeft een vast volume.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Bij het koken van water ontstaat waterdamp.

Op welke plek bevindt zich waterdamp op de foto?
A
vlak boven het kokende water
B
in de nevelwolk

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de volgende uitspraken gaat of gaan over een vloeistof?
A
de moleculen hebben geen vaste plaats
B
de afstand tussen de moleculen is erg groot
C
de stof heeft geen vaste vorm
D
de stof heeft geen vast volume

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Kristallen

Kristalstructuur - Ze kunnen verschillende vormen hebben, maar een sneeuwkristal heeft altijd 6 hoeken.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Sneeuw bestaat uit ijskristallen.

Wat is kenmerkend voor deze ijskristallen?
A
ze zijn allemaal even groot
B
ze zijn stervormig
C
ze hebben een zeshoekige structuur
D
ze hebben een onregelmatige vorm

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Annie beweert dat je altijd een kristalstructuur kunt herkennen in sneeuw.
Niesko beweert dat sneeuw de enige vaste stof is die uit kristallen bestaat.
Wie heeft er gelijk?
A
Geen van beide gelijk
B
Annie heeft gelijk
C
Niesko heeft gelijk
D
allebei hebben ze gelijk

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Verschillende soorten neerslag
          Dauw                         Rijp                           Ijzel

Slide 21 - Slide

DAUW - Hele kleine waterdruppeltjes, zitten vaak sochtends op grassprieten als het erg vochtig is buiten. 

Rijp - Bestaat uit kleine ijskristallen, die bomen en planten heel mooi wit kunnen maken.

Ijzel - Zeer koude regen bevriest als het de grond raakt of een bevroren boom. Hierdoor kan het vaak heel glad zijn als het regent en heel koud is. 
Hoe heet de neerslag die je in de zomer 's ochtends op bomen en planten kunt vinden?
A
ijzel
B
dauw
C
regen
D
rijp

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet de neerslag die in de winter spiegelgladde wegen kan veroorzaken?
A
ijzel
B
dauw
C
regen
D
rijp

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions






Tijd voor een proefje

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Waarom zet water uit als het bevriest?

We hebben geleerd dat stoffen uitzetten als ze warmer worden en krimpen als het kouder wordt. Waarom zet water dan uit als het bevriest.

Een stukje theorie:
In een vaste stof zitten de moleculen dicht bij elkaar. Ze trekken elkaar stevig aan. 
Als je de stof gaat verwarmen gaan de moleculen sneller bewegen. Daardoor hebben ze meer ruimte nodig. De stof zet uit.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Hoe ziet een watermolecuul er uit

Een watermolecuul bestaat uit een waterstofatoom en twee zuurstofatomen

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Bouw 6 watermoleculen, maak er een foto van en deel hier.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Watermoleculen vormen kristallen als ze gaan bevriezen. Het waterstofatoom van het ene molecuul koppelt aan het zuurstofatoom van het andere molecuul. Probeer alle 6 de watermoleculen eens op die manier te koppelen. 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat neemt meer ruimte in, de zes losse watermoleculen of het ijskristal
A
de losse watermoleculen
B
het ijskristal

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Waarom zet water uit als het bevriest?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag

Maak de vragen van paragraaf 3.1
blz 95 en verder. 
Alles wat je nog niet af hebt is huiswerk. 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions