This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Tekstverbanden en Signaalwoorden
Slide 1 - Slide
Verbanden en Signaalwoorden
In teksten hebben zinnen en alinea's met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar. Verbanden kun je herkennen aan signaalwoorden. Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen.
Slide 2 - Slide
Tekstverbanden die je al kent:
Opsomming
Tijdsvolgorde
Voorbeeld of uitleg (toelichting)
Tegenstelling
Oorzaak-gevolg
Conclusie.
Slide 3 - Slide
Verbanden en signaalwoorden
Verder uitgelegd Doel-middel & Voorwaarde.
Slide 4 - Slide
Doel-middel
Dit verband herken je aan signaalwoorden zoals: zodat, om te, door middel van, met behulp van.
Vb. Om te winnen moet ik hard trainen.
Ik ga vroeg slapen, zodat ik morgen fit ben
Slide 5 - Slide
Voorwaarde
Dit verband herken je aan signaalwoorden zoals: als(...dan), indien, tenzij, wanneer, mits
Vb. Ik blijf in conditie, als ik voldoende sport
Slide 6 - Slide
Kennistest
Slide 7 - Slide
Door middel van hard trainen wordt hij de kampioen van Nederland
A
Doel-middel
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Tegenstelling
Slide 8 - Quiz
Hij heeft hard getraind, dus hopelijk krijgt hij een finaleplaats.
A
Doel-middel
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Tegenstelling
Slide 9 - Quiz
Hij heeft tot diep in de nacht zitten studeren zodat hij een goed punt gaat halen.
A
Doel-middel
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Tegenstelling
Slide 10 - Quiz
Hij heeft tot diep in de nacht zitten studeren. Dus hij zal wel een goed punt gaan halen.
A
Doel-middel
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Tegenstelling
Slide 11 - Quiz
Zijn pen is gebroken maar hij kan er wel mee schrijven.
A
Doel-middel
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Tegenstelling
Slide 12 - Quiz
Ik heb vandaag 50 euro gevonden. Ook kreeg ik een loonsverhoging. Al met al was het een goede dag.
A
Doel-middel
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Tegenstelling
Slide 13 - Quiz
Zijn pen is gebroken doordat hij te hard drukte.
A
Doel-middel
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Tegenstelling
Slide 14 - Quiz
Hij kan eerste woorden mits hij het snelste rent.
A
Doel-middel
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Voorwaarde
Slide 15 - Quiz
Ik wil op een dure vakantie, dus ik moet een bijbaantje nemen.
A
Doel-middel
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Voorwaarden
Slide 16 - Quiz
Als je nu meteen vertrekt, kun je nog op tijd komen voor het concert.