2hv grammatica Brug +H1 zinsdelen

Lees in stilte in je leesboek
timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lees in stilte in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Nog even oefenen....
Straks krijg je vragen over zinsdelen. Na afloop kijk je welke je lastig vond.  Oefen die op cambiumned.nl
Herhaling:
1. Is er een duidelijke actie? alle werkwoorden= werkwoordelijk gezegde
2. Wie doet/ doen iets? = onderwerp
3. Waar wordt iets mee gedaan door het onderwerp= lv
4. Wie/wat krijgt iets? = meewerkend vw (voor/ aan erbij)
5. Welke zinsdelen blijven over? Geven die extra informatie= bijwoordelijk bepaling

Slide 2 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
> Geeft extra informatie aan de zin
>Je kunt vragen: waar/ hoe laat/ waarmee/ hoe/ wanneer enz.
Soms zitten er meerdere bijwoordelijke bepalingen in 1 zin.
Voorbeeld: Vroeg in de ochtend, op de camping, kwamen de vakantiegangers traag op gang. 
> Oefenen? Maak de oefening in je werkschrift (hv 23/ mavo ..) na de quiz in Lesson-Up

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.

A
ploeg
B
was
C
tevreden
D
niet

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.

A
Over de resultaten van de ploeg
B
de coach
C
de ploeg
D
de resultaten

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Het meisje geeft de planten water.
A
Het meisje
B
de planten
C
water
D
planten

Slide 6 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp (wie/wat krijg iets)?
Het meisje geeft aan de planten water.
A
het meisje
B
aan de planten
C
water
D
de planten

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Met zijn optreden belooft de dj het publiek een spetterende avond.
A
Met zijn optreden
B
de dj
C
het publiek
D
een spetterende avond

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Met zijn optreden belooft de dj het publiek een spetterende avond.
A
Met zijn optreden
B
de dj
C
het publiek
D
een spetterende avond

Slide 9 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Met zijn optreden belooft de dj het publiek een spetterende avond.
A
Met zijn optreden
B
de dj
C
het publiek
D
een spetterende avond

Slide 10 - Quiz

Welk zinsdeel is de bijwoordelijke bepaling? (Geeft extra informatie over waar/wanneer/ hoe/ waarmee enz.)

Zij moest op het perron wachten.


A
zij
B
op het perron
C
moest
D
wachten

Slide 11 - Quiz

Welk zinsdeel is: de auto?
Met grote snelheid raasde de auto over de weg.
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Welk zinsdeel is: Met grote snelheid
Met grote snelheid raasde de auto over de weg.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Welk zinsdeel is: raasde
Met grote snelheid raasde de auto over de weg.
A
lijdend voorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
ww gezegde
D
onderwerp

Slide 14 - Quiz

Welk zinsdeel is: over de weg
Met grote snelheid raasde de auto over de weg.
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

Welk zinsdeel is: Reclamebiljetten?
Reclamebiljetten verzendt onze firma door het hele land.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 16 - Quiz

Welk zinsdeel is: onze firma
Reclamebiljetten verzendt onze firma door het hele land.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
gezegde

Slide 17 - Quiz

Welk zinsdeel is: verzendt
Reclamebiljetten verzendt onze firma door het hele land.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quiz

Welk zinsdeel is: door het hele land
Reclamebiljetten verzendt onze firma door het hele land.
A
onderwerp
B
gezegde
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Quiz