Fase 2, weekritme 2 : Vakantie en vakantietermen (thuisonderwijs)


Fase 2,  
Weekritme 2

Vakantie en vakantietermen
Thuisonderwijs

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson


Fase 2,  
Weekritme 2

Vakantie en vakantietermen
Thuisonderwijs

Slide 1 - Slide

Doel van de les:
  • Ik weet wat de sector toerisme en recreatie inhoudt
  • Ik weet welke vakantie ik leuk vind
  • Ik oefen met de belangrijke woorden die bij deze sector  horen

Slide 2 - Slide

Welke vakantie past het best bij jou?
Foto 1
Foto 2

Slide 3 - Slide

Welke vakantie past het best bij jou?
Foto 1 of foto 2

Slide 4 - Open question

Hoe ziet jou ideale vakantie eruit?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Video

Wat is jou grootste irritatie op vakantie?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Video

Belangrijke woorden




Er zijn veel woorden die bij vakantie horen en die dus ook belangrijk zijn bij de sector toerisme en recreatie. 

Welke woorden ken je al rondom het thema: Vakantie
(je mag ze opzoeken als je ze niet weet)

Slide 9 - Slide

Lijkt het jou leuk om in de sector Toerisme en recreatie te werken?
Waarom wel/niet

Slide 10 - Open question

Wij moesten de vakantie annuleren.

Wat is annuleren?
A
Afzeggen
B
Regelen
C
Uitzoeken
D
Bekijken

Slide 11 - Quiz

Je moet even bellen om te bevestigen.

Wat is bevestigen?
A
Regelen
B
Vragen
C
Aangeven dat het doorgaat
D
Aangeven dat het niet doorgaat

Slide 12 - Quiz

In Parijs bezichtigen we de Eiffeltoren.

Wat is bezichtigen?
A
Beklimmen
B
Beschilderen
C
Bezoeken
D
Bekijken

Slide 13 - Quiz

Wij boeken een hotel in Madrid.

Een ander woord voor: boeken.
A
Reserveren
B
Regelen
C
Bevestigen
D
Annuleren

Slide 14 - Quiz

Even controleren of mijn paspoort in mijn tas zit.

Wat is controleren?
A
Uitpakken
B
Inpakken
C
Bekijken
D
Nakijken

Slide 15 - Quiz

De plaats waar je heen gaat, noemen we de ...
A
de valuta
B
de bestemming
C
de brochure
D
het budget

Slide 16 - Quiz

De Eifeltoren is een ...
A
routebeschrijving
B
vaccinatie
C
brochure
D
bezienswaardigheid

Slide 17 - Quiz

Wat zie je hier?
A
Brochures
B
Visums
C
Bagage
D
Boeken

Slide 18 - Quiz

Wat zie je hier?
A
de excursie
B
het toerisme
C
de douane
D
de vaccinatie

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Tijdens de excursie zagen we walvissen.
Wat is een excursie?
A
een uitstapje
B
een vakantie
C
een reis
D
een bestemming

Slide 21 - Quiz

Er staat een fout in de routebeschrijving.
Wat is routebeschrijving?
A
Uitleg over de bezienswaardigheden
B
Uitleg over het land
C
Uitleg hoe je moet reizen
D
Uitleg over het geld

Slide 22 - Quiz

Het geldsoort van een bepaald land noem je ...
A
Het budget
B
Het visum
C
De valuta
D
Het verlof

Slide 23 - Quiz

Wat is genieten?
A
Ergens plezier aan beleven
B
Ergens zin in hebben
C
Ergens over na denken
D
Ergens iets regelen

Slide 24 - Quiz

Wat is: het budget
A
Hoeveelheid geld je in je portemonnee hebt
B
Hoeveelheid geld je van je ouders krijgt
C
Hoeveelheid geld je wilt uitgeven
D
Hoeveelheid geld je mee mag nemen

Slide 25 - Quiz

Ik neem volgende week verlof op bij mijn baas.
Wat is verlof?
A
Werkdagen
B
Vrije tijd
C
Extra werkuren
D
Ontslag

Slide 26 - Quiz

Zonder geldig visum kom je China niet in.
Wat is een visum?
A
Koffers
B
Paspoort
C
ID-kaart
D
Toestemming om in dat land te reizen

Slide 27 - Quiz

Ben je tevreden over hoe je geleerd hebt deze les? Geef je gedrag en je inzet een cijfer tussen 1-10!
Leg uit waarom je dit cijfer verdient.

Slide 28 - Open question