voornaamwoorden 4 wederkerig/wederk./onbep/betrekkelijk

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Spreekbeurten vandaag

Zacaria
Henri



Tijd: Mats





Slide 2 - Slide

Beoordeling
  • Beginzin
  • Tekst heeft samenhang
  • Goede informatie
  • Slot geeft samenvatting
  • Slotzin is duidelijk
Presentatie
  • Duidelijk gesproken
  • Enthousiast
  • Contact met publiek
  • Gebruikt steekwoorden

timer
1:30

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Wat weet jij van:
  • samengestelde zin
  • nevenschikking
  • onderschikking
timer
2:00

Slide 5 - Slide

Ga naar Google Classroom-schoolwerk-so taalkundig.
Bestudeer alle screenshots.

Maak daarna de schuifoefening. Daarna oplossing schuifoefening en korte uitleg. Vervolgens doen we een quizizz.

Slide 6 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
  • Personen/dingen
  • Twee rijtjes:
  •   komt voor als onderwerp (ik, jij,hij etc.)
  •   komt voor als lijd.vw./meew. vw. (mij, jou, hem etc.)
  • Wil je weten of je te maken hebt met een psv: vervang door een eigen naam.
  • Van wie is iets.
  • Staat meteen voor zelfst. nw.
  • Kan zelfstandig voorkomen. Bijv.:de MIJNE.
  • Vervang door MIJN

Slide 7 - Slide

Vragend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
  • Vraagt naar personen/dingen
  • Wie/wat/welk/wat voor
  • Staan aanbegin van een zin
  • Of soms middenin een zin
  • Waarom/wanneer etc.=bijwoorden
  • bijv.: Wie weet het antwoord?
  • bijv.: Weet jij met wie ik heb gesproken?
  • Wijst direct naar persoon/ding
  • Die/dit/dat/deze (zulke)
  • Staat voor zelfst.nw.
  • Kan zelfstandig voorkomen
  • bijv.: Dit meisjes
  • bijv. Deze boeken

Slide 8 - Slide

Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
  • Wederkerende werkwoorden bestaan uit het werkwoord met ZICH.
  • Vervoeg je dat werkwoord dat past het ZICH zich aan aan het onderwerp.
  • Zich wassen=wederkerend ww.
  • Ik was ME=wederkerend vnw.
  • Jij wast JE= wederkerend vnw. 
  • Er is maar 1 wederkerig vnw.:
     ELKAAR

  • Zij zien ELKAAR elke dag.

Slide 9 - Slide

Ga naar Google Classroom en maak de oefening via Flippity.net

Slide 10 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord geeft iets vaags of onduidelijks aan. 
Bijvoorbeeld: Niemand, iets, iedereen.

Je weet niet precies waar het om gaat. 
De hoeveelheid is onduidelijk. 

Slide 11 - Slide

Oplossing

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link