Oefentoets planten

Oefentoets planten
1 / 47
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefentoets planten

Slide 1 - Slide

A: juist / onjuist vragen

Slide 2 - Slide

Is het vastzetten in de bodem een functie van de wortels?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Is dit een insectenbloem?
A
Nee
B
Ja

Slide 4 - Quiz

Neemt een plant via haarvaten water en mineralen op uit de bodem?
A
nee
B
ja

Slide 5 - Quiz

Verbinden vaatbundels wortels met bladeren?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Nr 1 = bastvat
Nr 2 = houtvat
A
nee
B
ja

Slide 7 - Quiz

De stamper van een bloem is het mannelijke voortplantingsorgaan
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Hoe vindt de verspreiding van zaden bij de paardenbloem plaats?
A
Insecten
B
Wind
C
Dieren
D
Water

Slide 9 - Quiz

Worden deze zaden door de wind verspreid?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz


Nummer 1 is de eindknop
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Is een stuifmeelkorrel is een vrouwelijke geslachtcel
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

B: Meerkeuzevragen

Slide 13 - Slide

Welke vaten vervoeren water en mineralen naar boven?
A
Alleen de houtvaten
B
Alleen de bastvaten
C
Zowel de bastvaten als de houtvaten

Slide 14 - Quiz

De plant in het ...1....milieu zal een groter wortelstelsel hebben.

Deze plant heeft .....2.... wortelharen nodig om genoeg water te krijgen
A
1= natte 2=meer
B
1=droge 2=meer

Slide 15 - Quiz

Een peen is een verdikte wortel die reservestoffen bevat.
Hoe komen de reservestoffen in de peen?
A
via bastvaten
B
via houtvaten
C
via haarvaten
D
via wortelharen

Slide 16 - Quiz

In de bladeren wordt glucose gemaakt.

Hoe komt deze glucose in de rest van de plant?
A
via de houtvaten
B
via de bastvaten
C
via de haarvaten
D
via de wortelharen

Slide 17 - Quiz

Met welk organenstelsel van de mens zou je de vaten in een plant kunnen vergelijken? En waarom?
A
Met het bloedvatenstelsel, het geeft stevigheid.
B
Met het bloedvatenstelsel, transport van stoffen.
C
Met het beenderstelsel, het geeft stevigheid.
D
Met het beenderstelsel, transport van stoffen.

Slide 18 - Quiz

Welke stoffen neemt de plant op via de wortelharen
A
alleen water
B
water en mineralen
C
alleen mineralen

Slide 19 - Quiz

Waardoor kan het water tot boven in de boom worden vervoert, tegen de zwaartekracht in?
A
door de zuigkracht van de bladeren
B
door de worteldruk
C
door de zuigkracht van de bladeren en de worteldruk

Slide 20 - Quiz

In welk deel van de plant komen houtvaten en bastvaten voor?
A
wortels
B
stengel
C
bladeren
D
wortel, stengel, bladeren

Slide 21 - Quiz

Welk onderdeel zorgt voor de voortplanting van een plant?
A
Stengel
B
Bloem
C
Blad
D
Wortel

Slide 22 - Quiz

Een lila bloem
met groene
bladeren
Je ziet
A
6 meeldraden 1 stamper
B
6 stampers 1 meeldraad
C
6 meeldraden 1 stamper gekleurde kelkbladeren
D
6 meeldraden 1 stamper groene kroonbladeren

Slide 23 - Quiz

Wat zie je hier?
Een...
A
Windbloem
B
Insectenbloem
C
Een lelijke bloem
D
Dit is geen bloem

Slide 24 - Quiz

Heeft hier bestuiving plaatsgevonden?
En bevruchting?
A
wel bestuiving, geen bevruchting
B
zowel bestuiving als bevruchting
C
wel bevruchting, geen bestuiving
D
geen bestuiving, geen bevruchting

Slide 25 - Quiz

In welke volgorde verloopt de voortplanting bij planten?
A
bestuiving, bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis
B
bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis, bevruchting
C
bevruchting, bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis
D
bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis, bestuiving

Slide 26 - Quiz

Kijk naar het plaatje. Hoeveel eicellen zijn er in totaal bevrucht voor dit aantal kersen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quiz

Waar vind kruisbestuiving plaats?
A
1 en 7
B
1 en 2 en 3
C
1 en 4
D
3 en 5

Slide 28 - Quiz

Uit welk onderdeel van de bloem komen de zaadjes van de peper?
A
Stempel
B
Vruchtbeginsel
C
Zaadbeginsel
D
Bevruchte eicel

Slide 29 - Quiz


In het vruchtbeginsel zitten...
A
Stuifmeelkorrels
B
Stempels
C
Zaadbeginsels
D
Helmhokjes

Slide 30 - Quiz


Wat voor soort bevruchting zien we bij nummer 2.

A
Kruisbestuiving
B
Zelfbestuiving
C
Geen bestuiving

Slide 31 - Quiz

C: Andere typen vragen

Slide 32 - Slide

Sleep de functie naar het juiste onderdeel 
stevig in de grond
water opnemen
zaden maken
voedingsstoffen maken
mineralen opnemen
stevigheid geven

Slide 33 - Drag question

Sleep de juiste naam naar het juiste onderdeel
Kern van de stuifmeelkorrel
Zaadbeginsel
Vruchtbeginsel
Stempel
Kern van de eicel
Stuifmeelbuis
Stuifmeelkorrel
Stijl
Eicel

Slide 34 - Drag question

kelkblad
stamper
meeldraad
kroonblad

Slide 35 - Drag question

Je ziet hier een doorgesneden appel. Hoeveel bevruchtingen moeten hier minimaal hebben plaatsgevonden
Je ziet twee zaden. Voor ieder zaad moet er 1 bevruchting plaatsvinden. Dus minimaal 2 bevruchtingen.
Het kunnen er meer zijn, maar dat weet je niet zeker: die zaden kunnen we op het plaatje niet zien
A
1
B
2
C
3
D
Dat kan je niet weten

Slide 36 - Quiz

windbloem
Insektenbloem

Slide 37 - Drag question

Stempel
Stijl
Kroonblad
Meeldraad
Kelk
blad
Stamper

Slide 38 - Drag question

Uit de bevruchte eicel ontstaat een ....................


Uit het zaadbeginsel ontstaat een         ....................


Uit het vruchtbeginsel ontstaat een       ....................

vrucht

kiem

zaad

Slide 39 - Drag question

Insectenbloem
Windbloem
geen 
kroonbladeren
nectar
meeldraden 
in de bloem
maken veel stuifmeel
geur
felgekleurde kroonbladeren
stuifmeel
kleverig

Slide 40 - Drag question

D: Open vragen

Slide 41 - Slide

Uit welke 4 onderdelen bestaat een plant?

Slide 42 - Open question

Noem 3 kenmerken van insectenbloemen

Slide 43 - Open question

Wat is de fotosynthese formule ook alweer?

Slide 44 - Open question

Noem 3 kenmerken van windbloemen

Slide 45 - Open question

Bestuiving is het overbrengen van stuifmeelkorrels op de stempel van een andere plant. Wat moet hier nog aangevuld worden?

Slide 46 - Open question

Op welke 3 manieren kunnen zaden verspreid worden?

Slide 47 - Open question