Paragraaf 6.7/6.8: Energiestroom in een ecosysteem/ Voedselproductie

Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
  • Pak je boek 
  • Schrift en pen voor aantekeningen
  • Mobiel in de kluis!

Mooi! Dan gaan we beginnen!
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
  • Pak je boek 
  • Schrift en pen voor aantekeningen
  • Mobiel in de kluis!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Herhaling vorige paragrafen 

  • Uitleg paragraaf 6.7: Energiestroom in ecosystemen
  • Uitleg Paragraaf 6.8: Voedselproductie

  • Plantenzoektocht








Slide 2 - Slide

Wat wordt bedoeld met de "ecologische voetafdruk"?
A
Het landoppervlak van de aarde wat nodig is voor jouw consumptie
B
Het wateroppervlak van de aarde wat nodig is voor jouw consumptie en afval
C
Het land- en wateroppervlak van de aarde wat nodig is voor jouw consumptie
D
Het land- en wateroppervlak van de aarde wat nodig is voor jouw consumptie en afval

Slide 3 - Quiz

Waarom zijn bioplastics duurzaam?
A
Bij het maken ervan raken de grondstoffen NIET uitgeput
B
Bij het maken ervan raken de grondstoffen uitgeput
C
Het is biologisch afbreekbaar
D
Het is biologisch NIET afbreekbaar

Slide 4 - Quiz

De volgende vraag gaat
over deze afbeelding....

Slide 5 - Slide

Wat stelt deze
afbeelding voor?
A
Verticale landbouw
B
Stadslandbouw
C
Precisielandbouw
D
Kringlooplandbouw

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Leg uit dat de productie van de
Gumdrop-producten een voorbeeld is van duurzame ontwikkeling.
A
Door het plastic uit kauwgom te hergebruiken, worden de straten weer schoon.
B
Door het plastic uit kauwgom te hergebruiken, zijn er minder grondstoffen nodig.
C
Door het plastic uit kauwgom te hergebruiken, vermindert de hoeveelheid afval EN er zijn minder grondstoffen nodig.
D
Door het plastic uit kauwgom te hergebruiken, vermindert de hoeveelheid afval.

Slide 8 - Quiz

Paragraaf 6.7: Energiestroom in een ecosysteem

Slide 9 - Slide

Lesdoelen

1. Ik kan de energiestroom in een ecosysteem beschrijven.
2. Ik begrijp het verschil tussen autotroof en heterotroof
3. Ik kan de trofische niveau's benoemen in een voedselketen
4. Ik kan uitleggen waarom glucose een energierijke stof is

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Wie van jullie heeft wel eens gefrituurde meelwormen gegeten of zou dit wel eens willen proberen?
Ik heb dat wel eens gegeten!
Nog nooit gegeten maar ik wil het wel proberen!
Nog nooit gegeten en dat wil ik graag zo houden!

Slide 12 - Poll

Trofisch niveau
Elke schakel in een voedselketen heet een trofisch niveau.

Slide 13 - Slide

Basisstof 9 - autotroof en heterotroof
producent
consument
consument
consument
van de 1e orde
van de 2e orde
van de 3e orde

Slide 14 - Slide

Basisstof 9 - autotroof en heterotroof
producent
consument
consument
consument
van de 1e orde
van de 2e orde
van de 3e orde
1e schakel
2e schakel
3e schakel
4e schakel
autotroof
1e trofische niveau
2e trofische niveau
3e trofische niveau
4e trofische niveau
heterotroof
heterotroof
heterotroof

Slide 15 - Slide

Autotroof/heterotroof

Autotroof = organismen die zelf hun organische stoffen maken van anorganische stoffen

Heterotroof = organismen die zich moeten voeden met andere organismen om aan hun organische stoffen te komen

Slide 16 - Slide

CO2
Fotosynthese
Glucose
Reducenten
Verbranding

Slide 17 - Drag question

Wat geef je aan met een voedselketen?
A
welke organismen dieren zijn
B
welke organismen planten zijn
C
welke organismen waar leven
D
welke organismen worden gegeten door...

Slide 18 - Quiz

Wat is BIOMASSA?

Slide 19 - Slide

De piramide in de afbeelding is een piramide van ...
A
Aantallen
B
Biomassa

Slide 20 - Quiz

Energiestromen in een ecosysteem

Slide 21 - Slide

Energiestromen in een ecosysteem
  • Planten maken glucose dmv fotosynthese.
  • Glucose is een organische energierijke stof.
  • Een deel van die glucose verbranden de planten - daarbij komt energie vrij.
  • Met die energie worden dan andere organische stoffen gemaakt zoals eiwitten en vetten.
  • Ditzelfde geldt voor elk volgend trofisch niveau.

Slide 22 - Slide

Energiestromen in een ecosysteem
  • Ook ontstaat er bij elke schakel van de voedselketen afval (poep) en gaan organismen dood.
  • Dit dood organisch materiaal wordt verbrand door de reducenten (schimmels en bacteriën).
  • Bij al deze processen (verbranding) komt H2O en CO2 vrij en dit is weer beschikbaar voor de planten.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Kan je nu ...
Kan ik:
- de energiestroom in een ecosysteem beschrijven?
- het verschil tussen autotroof en heterotroof?
- de trofische niveau's benoemen in een voedselketen?
- uitleggen waarom glucose een energierijke stof is?

Slide 25 - Slide

Welk trofisch niveau is de boom?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 26 - Quiz

Welk trofisch niveau is de leeuw?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 27 - Quiz

Paragraaf 6.8: Voedselproductie

Slide 28 - Slide

Lesdoelen

1. Ik kan de landbouw in Nederland beschrijven.

Slide 29 - Slide

Landbouw
Alle activiteiten waarbij milieu wordt aangepast voor voedselproductie

3 Soorten landbouw:
  • Akkerbouw
  • Veeteelt
  • Tuinbouw

Slide 30 - Slide

Akkerbouw
Grote stukken grond met 1 soort gewas -> Monocultuur

De voedingsgewassen staan dicht op elkaar:
--> Zorgt voor uitputting grond
-> Gevoelig voor plagen

Slide 31 - Slide

Akkerbouw
Gebruik van mest (stikstof) om mineralen in de grond aan te vullen

-> Organische mest van dieren
-> Kunstmest

Slide 32 - Slide

Gewasbescherming
  • Chemische gewasbeschermingsmiddelen (pesticiden) zijn biociden.
  • Biociden doden levende organismen.
  • Niet-selectieve gewasbeschermingsmiddel doden ook de 'verkeerde' organismen.

Slide 33 - Slide

Chemische bestrijding
Pesticiden: gewasbeschermingsmiddelen om ziekten en plagen te voorkomen.
Voordeel: werken snel en goed.
Nadeel: niet selectief en er kan resistentie optreden en bio-accumulatie.



Slide 34 - Slide

Niet-selectief
Niet-selectief: de pesticiden doden alle dieren op de planten. Ook de nuttige zoals bijen en lieveheersbeestjes.



Slide 35 - Slide

Milieuproblemen
chemische bescherming 
  • Resistentie --> dieren worden ongevoelig voor het bestrijdingsmiddel, ze zijn dan resistent tegen het middel.
  • Accumulatie --> het gif hoopt op in het vetweefsel waardoor de dieren aan het einde van de voedselketen dood gaan.

Slide 36 - Slide

Biologische landbouw
Probeert het milieu zo veel mogelijk te besparen

  • Biologische gewasbestrijding
  • Geen monoculturen
  • Kleine stukken grond afgewisseld (vruchtwisseling)

Slide 37 - Slide

Biologische bestrijding
1: Vruchtwisseling
2: Natuurlijke vijanden
3: Lokken

Slide 38 - Slide

Vruchtwisseling
Vruchtwisseling (wisselteelt): niet twee jaar achter elkaar het zelfde soort gewas op een bepaald stuk grond.

Slide 39 - Slide

Natuurlijke vijanden
Natuurlijke vijanden: dieren die van nature vijanden zijn van de schadelijke soort.

Voorbeelden: De sluipwesp wordt ingezet om de larven van de witte vlieg te doden. Het inzetten van lieveheersbeestjes om bladluizen te bestrijden. 

Slide 40 - Slide

Lokken
Lokken: Lokken van schadelijke insecten met geuren of geluiden. 

Slide 41 - Slide

Aan de slag!
Wat:
Paragraaf 6.7: opdrachten 1 t/m 5
Paragraaf 6.8: Opdrachten 1 t/m 7

Hoe:
Alleen of in tweetallen


Materiaal: Laptop en boek 
Klaar?  oefenen op biologiepagina.nl of werken aan ecologisch advies verslag




timer
10:00

Slide 42 - Slide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?

Slide 43 - Slide