Elektriciteit K3 1.3 Vermogen en energie les 5

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

1.3 Vermogen en energie
Welkom Kader-3
Je hebt straks je laptop nodig                                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

H1: Elektriciteit 
§ 1.1 Elektrische stroom
§ 1.2 Elektriciteit in huis

§ 1.3 Vermogen en energie
§ 1.4 Elektriciteit en veiligheid


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Elektriciteit
Nova code:

klascode 294168

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Huiswerkcontrole

Maak de opdrachten af van paragraaf 1.2 elektriciteit in huis:
1 t/m 8 en maak opdracht 10, 11, 12, 13 en 14.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Terugblik
  1. Je kunt onderdelen van de huisinstallatie benoemen.
  2. Je kunt beschrijven waar de verschillende draden in een huisinstallatie voor dienen.
  3. Je kunt de oorzaak en de gevolgen beschrijven van kortsluiting en overbelasting.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Huisinstallatie (1)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Er zijn 3 draden;
namelijk de nuldraad,
de fasedraad
en de schakeldraad.
Geef aan wat de kleur en de functie is van de draad.

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Op één groep wordt een aantal apparaten aangesloten: een föhn, een oplader, tostiapparaat en een waterkoker.

Hoeveel ampère kan er maximaal op een groep worden aangesloten?
A
10 A
B
42 A
C
16 A
D
1.6 A

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Soms kan er in een huisinstallatie kortsluiting ontstaan. Wanneer spreek je van kortsluiting?
A
Als de aarddraad en de nuldraad elkaar raken
B
Als de schakeldraad en de nuldraad elkaar raken
C
Als de nuldraad en de fasedraad elkaar raken
D
Als de aarddraad en de fasedraad elkaar raken

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welke twee beweringen over overbelasting zijn waar?
A
De stroom wordt te groot
B
De stroom ondervindt vrijwel geen weerstand meer
C
Er treedt kortsluiting in een apparaat op
D
Er zijn te veel apparaten op één groep aangesloten.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen: 1.3 Vermogen en energie
  1. Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat.
  2. Je kunt berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
  3. Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt  gemeten.
  4. Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
  5. Je kunt berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet   betalen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vermogen
Op de verpakking van een lamp staat 12 V en 6 W (figuur 1). 
De spanning waarop je deze lamp moet aansluiten is 12 V. 
Het vermogen van de lamp is 6 watt. Het vermogen is de elektrische energie die een apparaat iedere seconde verbruikt. 

De eenheid van vermogen is watt. De afkorting van watt is W.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vermogen 
De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt. De eenheid is watt (W).

vermogen = spanning × stroomsterkte of in symbolen:     P = U x I
Met daarbij:
P = vermogen in watt (W);
U = spanning in volt (V);
I = stroomsterkte in ampère (A).

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Vermogen berekenen
vermogen = spanning × stroomsterkte

spanning= 230V
stroomsterkte= 3,9A

Wat is het vermogen?
      uitwerking:
  •  vermogen = spanning × stroomsterkte.
  •  vermogen = 230 V × 3,9 A = 897 W.
  •  Dat klopt met het type-plaatje, want 897W     afgerond naar een rond getal is 900 W.




Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Het energieverbruik meten
Elektrische energie is niet gratis. Je moet ervoor betalen. Daarom is in elk huis een meter geplaatst (figuur 3). Deze meter houdt bij hoeveel elektrische energie alle elektrische apparaten samen verbruiken. 
Die hoeveelheid elektrische energie wordt 
gemeten in de eenheid kilowattuur (kWh). 

Daarom noem je zo’n meter een 
kilowattuurmeter (kWh-meter).

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Het energieverbruik meten
Steeds meer mensen hebben een ‘slimme meter’ in huis. Dat is een digitale meter waarmee het energiebedrijf de meterstanden op afstand kan aflezen. 

De slimme meter kun je koppelen aan een 
pc of een display, waarop je direct het 
verbruik kunt aflezen. 
Dat is nuttige informatie als je wit besparen
op je energieverbruik.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Het energieverbruik berekenen (1)
Je kunt ook uitrekenen hoeveel elektrische energie een apparaat heeft verbruikt. 
Daarvoor moet je twee dingen weten: het vermogen van het apparaat en de tijd die het heeft aangestaan. 

Je kunt het energieverbruik dan berekenen met de formule:

energieverbruik = vermogen × tijd
E = P ∙ t




Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Het energieverbruik berekenen (2)
E = P ∙ t
In deze formule is:
E de hoeveelheid verbruikte elektrische energie in kilowattuur (kWh);
P het vermogen van het apparaat in kilowatt (kW);
t de tijd dat het apparaat heeft gewerkt in uur (h).

Energieverbruik:
De hoeveelheid elektrische energie die in een bepaalde tijd wordt verbruikt door de apparaten in huis.




Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldopdracht 3
Op een avond branden van 19.00 tot 22.00 uur twee lampen van 5 W. Bovendien staan een tv van 140 W en een computer van 250 W aan.

Bereken het energieverbruik van al deze apparaten samen.
gegevens
P = 10 W + 140 W + 250 W = 400 W = 0,4 kW
t = 3 h
gevraagd
E = ?
uitwerking
E = P ∙ t = 0,4 × 3 = 1,2 kWh


Bereken hoeveel je moet betalen voor de verbruikte elektrische energie in voorbeeldopdracht 3 als 1 kWh € 0,23 kost.
                             
 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Maak opdracht: 2, 4, 6, 8, 10, 12 en 14 van paragraaf 1.3 vermogen en energie.

Je mag samenwerken!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Nabespreken 
Antwoorden opdrachten

Slide 24 - Slide

Wetenschap is het opdoen van kennis en deze toepassen.
Natuurwetenschappers kijken naar de natuurlijke wereld, en nemen verschijnselen waar. En proberen die te verklaren en te voorspellen.
Ze doen ONDERZOEK en ontdekken zo nieuwe dingen over de natuur om ons heen.
Techniek wordt gebruikt om die kennis in uitvindingen toe te passen

Verschil Natuurkunde en Scheikunde: tijdelijk en blijvende veranderingen: Je kan het niet meer terug krijgen in de oude staat.
Eigenlijk IS scheikunde ook natuurkunde, maar dan specifiek gericht op stoffen en hoe die met elkaar reageren DUS een blijvende verandering


Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 25 - Mind map

This item has no instructions

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

Afsluiting: we weten...
Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat.
Je kunt berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten.
Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
Je kunt berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet betalen.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Ik snap de leerdoelen:

Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat.
Je kunt berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten.
Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
Je kunt berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet betalen.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje....

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:
Maak van paragraaf 1.3 vermogen en energie de volgende opdrachten:
 2, 4, 6, 8, 10, 12 en 14 


Dank voor jullie aandacht!

Slide 29 - Slide

This item has no instructions