3v-10-6-Schritt5- Woche 24

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Lernziele heute:

- ich wiederhole die Wechselpräpositionen

- ich kontrolliere meine Hausaufgaben

- ich arbeite selbständig 

Bitte Buch 5 auf den Tisch.

Dativ (3e) 

Dativ =   

Je kunt de vraag stellen:  

 

Die Zeitung liegt auf ______ Tisch (m). 

=> werkwoorden +3e:

Akkusativ (4e)

Akkusativ =   

Je kunt de vraag stellen :  

Sie legt die Zeitung auf _____ Tisch (m). 

=> lwerkwoorden + 4e:

Aantekening

Dativ (3e) 

Dativ = ergens zijn 

Je kunt de vraag: Wo (waar)? stellen

Die Zeitung liegt auf dem Tisch. 

=> liegen, sein, sitzen, sich befinden, stehen

Akkusativ (4e)

Akkusativ =  ergens heen gaan / plaatsverandering

Je kunt de vraag: Wohin (waarheen)? stellen

Sie legt die Zeitung auf den Tisch (m). 

=> legen, stellen, setzen

Aantekening

Seine Schwester wartet schon lange auf ... Zug.

1. das
2. dem
3. den
4. die

7/2-regel

De 7/2 regel gebruik je als iets / iemand NIET ergens is of ergens naartoe gaat.

Dat is het geval als dingen niet letterlijk bedoeld zijn, zoals 

"Ik ben trots op mijn fiets" = Ich bin stolz auf mein Fahrrad 

"Ik wacht op de bus" = Ich warte auf den Bus

* 7 voorzetsels: an, hinter, neben, unter, vor, zwischen --> 3e naamval

* 2 voorzetsels: auf/über --> 4e naamval

Seine Schwester wartet schon lange auf den Zug.

Wanneer je geen wo of wohin vraagt kunt vragen en/of er niet duidelijk sprake is van dezelfde situatie (toestand) of verandering (beweging/actie). 

Gebruik je na auf en über altijd de 4e naamval!

Dativ (3e) 

Dativ = ergens zijn 

Je kunt de vraag: Wo (waar)? stellen

Die Zeitung liegt auf dem Tisch. 

=> liegen, sein, sitzen, sich befinden, stehen

Akkusativ (4e)

Akkusativ =  ergens heen gaan / plaatsverandering

Je kunt de vraag: Wohin (waarheen)? stellen

Sie legt die Zeitung auf den Tisch (m). 

=> legen, stellen, setzen

Aantekening

Niet letterlijk bedoeld? 7-2-regel: auf/über = 4e; rest: 3e naamval

Bijv.: Ich warte auf den Bus. Ich habe Angst vor dem Zahnarzt.

Sein Bruder zweifelt an dies... Worten.

1. diesem
2. dieser
3. diese
4. diesen

Sein Bruder zweifelt an diesen Worten.

Wanneer je geen wo of wohin vraagt kunt stellen en/of er niet duidelijk sprake is van dezelfde situatie (toestand) of verandering (beweging/actie). 

Gebruik je na de andere voorzetsels (behalve na auf en über) altijd de 3e naamval.

Hausaufgabe war:

Buch 5, Schritt 4:

- A 3b, S.35; Kijk vóór opdracht 3B de video van @mevrouw.duits 

- A. 6 & 7 S. 35-38

Lernen: Redemittel Fragen & Antworten (S.19) & Vokabeln Schritt 3

Hoofdstuk 3.Vokabeln - VWO deel 5 - Schritt 3 | StudyGo

Vakhulp nodig?

Nu of later (7e uur in 115)

=> Keuzevoorzetsels

Bis 17. Juni selbständig machen: 

- Buch5: Schritt 5 A 2, S.41 + 3, 6 + Stempel, S. 42-47

- Buch5: Schritt 6 A 2, S. 49 + 4 (S.50)

Leren: Zo veel mogelijk van de TW-leerstof

- Redemittel Schritt 2 Fragen & Antworten (S.19)

- Vokabel Schritt 1 en 3 (beide D-N & N-D) & 5 (alleen D-N)

- Grammatik: Wechselpräpositionen + Wiederholung: Präpositionen mit Dativ oder Akkusativ

studygo.com

https:

https:

studygo.com