vaardigheden leerjaar 1

Vaardigheden Leerjaar 1
1 / 49
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vaardigheden Leerjaar 1

Slide 1 - Slide

Deze les:
- Uitleg vaardigheden.
- Wat moet je leren voor de toets?
- aan de slag met opdrachten + inzien toets H6

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les:
- Weet je wat je goed en minder goed hebt gedaan op de toets van H6.
- Weet je wat je moet kennen en kunnen voor de vaardighedentoets.
- Pas je je kennis van de vaardigheden toe in oefen opdrachten.

Slide 3 - Slide

Vaardigheden Geschiedenis leerjaar 1
1. Geschiedenis/ verleden.
2. prehistorie / historie
3. primaire en secundaire bronnen.
4. geschreven en ongeschreven bronnen.
5. oorzaak, gevolg en aanleiding.
6. feit en mening.
7. gebondenheid aan tijd en plaats
8. betrouwbaarheid van bronnen.
9. Tijdvakken.

Slide 4 - Slide

vaardigheid 1: Geschiedenis / verleden.
Alles wat vroeger gebeurt is noemen we verleden. 
Een visie op het verleden noemen we geschiedenis.

"geschiedenis bestudeert het verleden van mensen "

Slide 5 - Slide

Vaardigheid 2: Prehistorie en historie
Historie = geschiedenis , pre= voor

Prehistorie, voor de geschiedenis, voordat mensen  schrift kenden.

Historie begint vanaf het moment dat mensen schrift gaan gebruiken.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

vaardigheid 3: primaire en secundaire bronnen.
primaire bron: een bron die gemaakt is in de tijd waarover het informatie geeft. (uit de tijd zelf)

Secundaire bron: een bron die gemaakt is na de tijd waarover het informatie geeft (de bron is dus later gemaakt)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vaardigheid 4: geschreven en ongeschreven bronnen

geschreven bron: een bron die schrifttekens bevat.
ongeschreven bron: een bron die geen schrifttekens bevat.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Vaardigheid 5: Oorzaak, gevolg, aanleiding

oorzaak:geeft aan waarom of waardoor iets
gebeurt.
gevolg: datgene dat gebeurd na de oorzaak.
aanleiding: is de belangrijkste oorzaak voor een
gebeurtenis

Slide 12 - Slide

Vaardigheid 6: Feit en mening
feit: is iets dat we kunnen controleren
mening: iets wat een persoon vindt, persoonsgebonden en kan dus veranderen.

Slide 13 - Slide

Vaardigheid 7: Gebondenheid aan tijd en plaats
Wat iemand van iets vindt wordt bepaald door de tijd waarin hij geboren is en de plaats waar hij vandaan komt. 

antwoord geven op een toets:
Ik zie op de afbeelding
Dit betekent...
hieruit concludeer ik dat deze afbeelding gebonden is aan tijd en plaats.... 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Vaardigheid 8: Betrouwbaarheid van bronnen
1. Wanneer is de bron gemaakt?
2. Hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen?
3. Wat is de bedoeling van de maker van de bron?

Slide 16 - Slide

Vaardigheid 9: Tijdvakken.
Leer de namen van de tijdvakken en de jaartallen.

Slide 17 - Slide

Hoe kun je leren voor de toets?
- Samenvatting op de site van mr Andringa
- deze lessonUp
- Quizlet vaardigheden leerjaar 1.


Slide 18 - Slide

aan de slag:
Maak de opdrachten in deze lessonUp. Maak de vragen zo goed mogelijk en controleer daarna je antwoord door op het knopje toon uitleg te klikken. Wanneer je merkt dat er dingen misgaan of dat je zaken niet begrijpt... .vraag dan om extra uitleg.

Slide 19 - Slide

Noteer de namen en de jaartallen bij de plaatjes van de tijdvakken.

Slide 20 - Open question

Noteer de namen en de jaartallen bij de plaatjes van de tijdvakken.

Slide 21 - Open question

Noteer de namen en de jaartallen bij de plaatjes van de tijdvakken.

Slide 22 - Open question

Noteer de namen en de jaartallen bij de plaatjes van de tijdvakken.

Slide 23 - Open question

Opdracht 2:
Leg het verschil tussen historie en prehistorie uit.

Slide 24 - Open question

Opdracht 3:

Is dit een bron uit de historie of uit de prehistorie? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open question

Geef van elke bron aan of het gaat om een geschreven of een ongeschreven bron. Leg telkens je antwoord uit.

Slide 26 - Open question

Geef van elke bron aan of het gaat om een geschreven of een ongeschreven bron. Leg telkens je antwoord uit.

Slide 27 - Open question

Geef van elke bron aan of het gaat om een geschreven of een ongeschreven bron. Leg telkens je antwoord uit.

Slide 28 - Open question

Geef van elke bron aan of het hier gaat om een primaire of een secundaire bron. Leg telkens je antwoord uit.

Slide 29 - Open question

Geef van elke bron aan of het hier gaat om een primaire of een secundaire bron. Leg telkens je antwoord uit.

Slide 30 - Open question

Geef van elke bron aan of het hier gaat om een primaire of een secundaire bron. Leg telkens je antwoord uit.

Slide 31 - Open question

1. Julius Caesar roept zich zelf uit tot dictator voor het leven.
2. Julius Caesar steekt de Rubicon over en marcheert met zijn troepen naar Rome.

A
Zin 1 is de oorzaak zin 2 het gevolg
B
Zin 1 is het gevolg zin 2 is de oorzaak

Slide 32 - Quiz

1. Willem van Oranje leidt een opstand tegen het katholieke Spanje.
2. Willem van Oranje wordt vermoord door een fanatieke katholiek in delft.

A
Zin 1 is de oorzaak zin 2 het gevolg
B
Zin 1 is het gevolg zin 2 is de oorzaak

Slide 33 - Quiz


1. Bonifatius hakt een heilige Donar boom om van de Germanen.
2. Bonifatius wordt vermoord door rovende Friezen.

A
Zin 1 is de oorzaak zin 2 het gevolg
B
Zin 1 is het gevolg zin 2 is de oorzaak

Slide 34 - Quiz

1. Columbus ontdekt Amerika.
2. Midden- en Zuid-Amerika worden geteisterd door ziektes.

A
Zin 1 is de oorzaak zin 2 het gevolg
B
Zin 1 is het gevolg zin 2 is de oorzaak

Slide 35 - Quiz


1. Ik maak geen huiswerk en leer niet voor mijn toetsen
2. Ik haal een onvoldoende.

A
Zin 1 is de oorzaak zin 2 het gevolg
B
Zin 1 is het gevolg zin 2 is de oorzaak

Slide 36 - Quiz

Geef van de volgende beschrijvingen aan of het om een mening gaat of een feit.
A
Een mening
B
Een feit

Slide 37 - Quiz

Geef van de volgende beschrijvingen aan of het om een mening gaat of een feit.
A
Een mening
B
Een feit

Slide 38 - Quiz

Geef van de volgende beschrijvingen aan of het om een mening gaat of een feit.
A
Een mening
B
Een feit

Slide 39 - Quiz

Geef van de volgende beschrijvingen aan of het om een mening gaat of een feit.
A
Een mening
B
Een feit

Slide 40 - Quiz

Geef van de volgende beschrijvingen aan of het om een mening gaat of een feit.
A
Een mening
B
Een feit

Slide 41 - Quiz

Geef van de volgende beschrijvingen aan of het om een mening gaat of een feit.
A
Een mening
B
Een feit

Slide 42 - Quiz

Geef van de volgende beschrijvingen aan of het om een mening gaat of een feit.
A
Een mening
B
Een feit

Slide 43 - Quiz

Lees de bron. Je wilt iets te weten komen over de zoon van koning Clovis, is deze bron betrouwbaar? Leg je antwoord uit.

Slide 44 - Open question

Bekijk de bron. Je wilt weten hoe Karel de Grote eruit zag. Is deze bron betrouwbaar? Leg je antwoord uit.

Slide 45 - Open question

Lees de bron. Je wilt weten hoe Karel de Grote eruitzag. Is deze bron betrouwbaar? Leg je antwoord uit

Slide 46 - Open question

Leg uit dat deze afbeelding een goed voorbeeld is van gebondenheid aan tijd en plaats. (let op je manier van antwoord geven)

Slide 47 - Open question

Leg uit dat deze afbeelding een goed voorbeeld is van gebondenheid aan tijd en plaats. (let op je manier van antwoord geven)
(onder de afbeelding: kopen van een aflaat)

Slide 48 - Open question

Link Quizlet
https://quizlet.com/_3k5131 

Slide 49 - Slide