Het betrekkelijk voornaamwoord

Het betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord dat eerder is genoemd. Het verbindt twee zinnen met elkaar. 

 BIJV:
De vrouw, die daar loopt, heeft een hond.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DramaMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Het betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord dat eerder is genoemd. Het verbindt twee zinnen met elkaar. 

 BIJV:
De vrouw, die daar loopt, heeft een hond.

Slide 1 - Slide

Erklärung
Bekijk de video op de volgende slide en maak aantekeningen. Deze aantekeningen stuur je naar mij op. 

MRWN@csvvg.eu

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Erklärung
Hierbij nogmaals het schema: 


Slide 4 - Slide

Hoe vind je de juiste vorm van het betrekkelijk voornaamwoord?

1. Door te kijken naar de antecedent in de hoofdzin: is dit M, V, O of MV (=geslacht)
2. Door te kijken naar de functie van de het betr. vnw in de bijzin. (=naamval) Bedenk: De naamval van de antecedent in de hoofdzin en het betrekkelijk voornaamwoord in de bijzin staan los van elkaar, juist omdat ze in de hoofdzin resp. bijzin staan. Qua geslacht komen ze wel overeen!

Slide 5 - Slide

Was macht ihr?
De volgende slides bevatten vragen waarop je antwoord moet geven. Ik zal de opdrachten nakijken en volgende les zullen we samen bespreken wat goed ging en wat minder goed. 

Slide 6 - Slide

Das ist die Bank, .... gestern ausgeraubt wurde

Slide 7 - Open question

Der Mann, .... die Bank ausraubte, war maskiert.

Slide 8 - Open question

Er hatte einen Komplizen, .... er im Auto warten ließ

Slide 9 - Open question

Die Bankangestellten, ... der Räuber drohte, trauten sich nicht, den Alarmknopf zu drücken.

Slide 10 - Open question

Die Läden bieten in Selbstbedienung ein sehr begrenztes Sortiment an, ……. sich einfach handhaben und schnell verkaufen lässt.

Slide 11 - Open question

Die Frau, ... dem Bankräuber das Geld geben musste, war jung

Slide 12 - Open question

Der Junge, ..... ich etwas gefragt habe, antwortete nicht

Slide 13 - Open question

Die Taschen, in ... das Geld war, waren blau.

Slide 14 - Open question

Die Leute, ... in der Bank waren, hatten große Angst.

Slide 15 - Open question

Ein Mann, ... Handy klingelte, wusste nicht, was er tun sollte.

Slide 16 - Open question

Eine Mutter, ... Kind weinte, war auch sehr beunruhigt.

Slide 17 - Open question

Der Bankräuber verließ die Bank durch einen Ausgang, von ... nur die Angestellten wissen

Slide 18 - Open question

Das Auto, mit ... die Bankräuber entkamen, war orange.

Slide 19 - Open question

Der Mann, ... den Fluchtwagen fuhr, war sehr nervös.

Slide 20 - Open question

Einige Polizisten, ... das Auto verdächtig vorkam, stoppten die Bankräuber.

Slide 21 - Open question

Sie erkannten den Bankräuber, nach ... schon lange gesucht wurde, und verhafteten die beiden Täter.

Slide 22 - Open question

So kam all das Geld, ... gestohlen worden war, wieder in die Bank zurück.

Slide 23 - Open question

De opdrachten die je gemaakt heb, zal ik nogmaals nakijken en de volgende les zullen we het dan bespreken!

Slide 24 - Slide