Blauwe woorden 2.1 TaalCompleet B1

Maandag 26 mei 
Thema 2 Gezondheid 
2.1 

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Maandag 26 mei 
Thema 2 Gezondheid 
2.1 

Slide 1 - Slide

Theater 

Slide 2 - Slide

Vorige week?

Slide 3 - Slide

Alex koopt alleen ...... voeding. Hij vindt gezond eten heel belangrijk
A
biologische
B
actief
C
stuks
D
de oefening

Slide 4 - Quiz

Jan ............. in een warm bad.
A
minstens
B
voeding
C
wisselt
D
ontspant zich

Slide 5 - Quiz

De maaltijden zijn .....
U kunt ze meteen opeten
A
biologisch
B
kant-en-klaar
C
actief
D
mager

Slide 6 - Quiz

Ik ben ...... geworden, want ik wil geen dieren meer eten
A
voeding
B
vitamine
C
vegetariër
D
rauw

Slide 7 - Quiz

Typ woorden die bij
VRIJE TIJD horen

Slide 8 - Mind map

Wat betekent rauw?

Slide 9 - Open question

Maak een zin met 'het wisselt'

Slide 10 - Open question

Maak een zin met 'mager'

Slide 11 - Open question

Verwennen
Actief
Het etiket
De diepvries
De vitamine
De voeding

Slide 12 - Drag question

Lesdoelen
De student kan advies geven en reageren met gevoel 


Slide 13 - Slide

Spreken & schrijven
Rol 1: de leerling met het kaartje
Lees de situatie.
Rol 2: de andere leerling
Reageer met een gevoel:
"Wat lastig." "Dat is niet leuk." "Wat vervelend."
Geef daarna advies:
"Misschien moet je...""Je kunt het best...""Ik zou...""Het is belangrijk om..."



"Goed idee!"

"Ik weet het niet hoor..."

"Ja, dat is zo!"

👉 Dan wisselen jullie van rol!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Grammatica & schrijven
Je kunt een tweede werkwoord gebruiken na: 

blijven, gaan, helpen, horen, komen, kunnen, laten, leren, moeten, mogen, willen, zien, zullen.

Het eerste werkwoord hoort bij het onderwerp. Het tweede werkwoord staat aan het einde van de zin. Je gebruikt het hele werkwoord 
Opdracht zinnen maken: 

Slide 18 - Slide

Opdracht: Pak een kaartje en bedenk een zin met twee werkwoorden

Slide 19 - Slide

'Elsa laat haar bloeddruk onderzoeken'
'Amy laat haar gebit nakijken'

Het werkwoord laten als het om iemand anders gaat

Slide 20 - Slide

Kun je ziek worden door je werk?

Slide 21 - Open question

Maken opdracht 28
Bespreken opdracht 28

Slide 22 - Slide

Wat vond je van de les?

Slide 23 - Slide